Resultaten tot op heden
Onderzoek 2014-2018
Het herkomstonderzoek is afgerond. Na een eerste rapportage in 2013 is sinds 2014 verder gewerkt aan het herkomstonderzoek naar de perioden 1933-1940 en 1948-heden en zijn tevens de verwervingen uit de periode 1940-1948 opnieuw bekeken. Het museum deed daarna intensief onderzoek naar de resterende werken uit de collectie, en in december 2018 rondde het museum het onderzoeksproject Museale Verwervingen vanaf 1933 af.
De resultaten vanaf 2014 tot op heden betreffen in totaal 30 werken met een mogelijk problematische herkomst: het schilderij 'De verwerking van de oogst' van Pieter Aertsen, een ivoortje: 'Maria met kind' door Anoniem, het schilderij 'Berglandschap met boomstronk' van Jacob van Geel, twee objecten uit de verzameling van Emmanuel Vitra Israël, de schilderijen 'De schilderijen-liefhebbers', 'De kwijtschelding' en 'Straattafereel' van Honoré Daumier, ‘Een bisschop knielend voor de H. Petrus’ van een navolger van Van Dyck, de tekening 'Schrijvend meisje aan een tafel' van Max Liebermann zeven majolica objecten uit de voormalige collectie Pringsheim en elf stukken majolica uit de voormalige collectie Eugen Gutmann. Deze 30 werken worden uitgebreider beschreven op de pagina 'Werken met een opvallende herkomstgeschiedenis'.
Onderzoek 2010-2013
Na een eerste inventarisatie in 2010, startte het museum in 2011 een onderzoek naar de herkomstgeschiedenis van kunstwerken die zijn verworven in de periode 1933-1940 en 1948-heden. Hierbij lag de focus in eerste instantie op de periode tot 1954 (het laatste jaar waarin Hergo uit Duitsland gerecupereerd Joods bezit op veilingen verkocht). Het onderzoek richtte zich op zowel de kunstwerken die eigendom zijn van de Gemeente Rotterdam en die het museum beheert, als op de stukken die het in bruikleen heeft van Stichting Museum Boijmans Van Beuningen. In 2013 werden de eerste resultaten van het onderzoeksproject bekend gemaakt. Negen werken bleken een mogelijk problematische herkomst te hebben, namelijk de schilderijen ‘Maria met kind dat een appel vasthoudt’ van de Meester van de Magdalena-legende en ‘De bewening van Christus’ van Hans Memling, en zeven stukken majolica uit de voormalige collectie Pringsheim. De kunstwerken werden op zowel de website van Museale Verwervingen vanaf 1933 als op de website van het museum gepubliceerd.
Afbakening van de onderzoeksperiodes
De grenzen en criteria van het project Museale Verwervingen vanaf 1933 zijn gesteld door de Museumvereniging. Er wordt onderzoek gedaan naar de herkomst van alle aanwinsten vanaf 1933, omdat in dat jaar in Duitsland de nationaalsocialisten aan de macht kwamen, en de vervolging en confiscatie van eigendommen van Joden en andere bevolkingsgroepen begon.
Niet alleen tijdens de oorlog, maar ook gedurende vele jaren na de oorlog kwamen kunstvoorwerpen uit voormalig Joods bezit via kunsthandels, veilingen en particulieren op de markt. Tot ongeveer 1954 werden – veelal uit Duitsland gerecupereerde – kunstwerken waar zich geen eigenaar meer voor meldde door de Stichting Nederlands Kunstbezit (SNK) en haar taakopvolger, bureau Herstelbetalings- en Recuperatiegoederen (Hergo), op veilingen verkocht. Op deze manier kunnen, zonder het te weten, kunstwerken met een problematische herkomst in Nederlandse musea terecht zijn gekomen. Omdat het van latere verwervingen vaak moeilijker is om na te gaan wat de exacte herkomstgeschiedenis is, heeft de Museumvereniging het onderzoek naar de verwervingen in de periode 1954-heden een globaler karakter gegeven. Daarom hebben de verwervingen in de periodes 1933-1940 en 1948-1954 prioriteit gekregen. Desalniettemin heeft het museum in de tweede projectperiode (sinds 2014) ook uitgebreid onderzoek gedaan naar verwervingen van na 1954.
Onderzoeksterrein
Om te bepalen welke objecten onderzocht moesten worden, werden eerst de werken uitgesloten die na 1945 zijn vervaardigd, voor 1933 zijn verworven of direct zijn aangekocht van de kunstenaar of diens familie. Ook werden de zogenaamde NK-werken die zich als bruikleen van het RCE in het museum bevinden van het onderzoek uitgesloten, gezien deze vanaf oktober 1997 al uitvoerig werden onderzocht door de Commissie Ekkart in het kader van het Herkomst Gezocht (eindrapportage 2006). Onderzocht zijn:
- ca. 50.000 werken uit de collectie Prenten;
- 3.789 werken uit de collectie Tekeningen;
- 908 werken uit de collectie Kunstnijverheid en Vormgeving;
- 678 werken uit de collecties Moderne en Hedendaagse Kunst en Stadscollectie;
- 602 werken uit de collectie Oude Kunst.