Op 16 september 1653 ondertekende Rembrandt een verklaring over een schilderij van Paulus Bril tesamen met "Johannes Glabeeck ende Jacobes Labeecq sijn getuijgens dissipelen". Laatstgenoemde leerling is thans beter bekend als Jacobus Leveck, een uit Dordrecht afkomstige schilder. Leveck had in zijn geboortestad waarschijnlijk al een schildersopleiding gehad alvorens hij omstreeks 1650 naar Amsterdam ging om, net als zijn stadgenoten Bol en Van Hoogstraeten, bij Rembrandt zijn opleiding af te ronden. Ook de eveneens uit Dordrecht afkomstige Nicolaes Maes was in die tijd in Rembrandts atelier actief. Omdat Leveck al in 1654 schilderijen signeerde is het aannemelijk dat hij zich in dat jaar als zelfstandig kunstenaar vestigde en naar Dordrecht terugkeerde. In ieder geval is hij daar vanaf 1655 regelmatig gedocumenteerd. Volgens de 18de-eeuwse kunstenaarsbiograaf Houbraken, eens een leerling van Leveck, schilderde deze aanvankelijk in de trant van Rembrandt om vervolgens, onder invloed van een verblijf in Frankrijk in het begin van de jaren 1660, tot een meer elegante en modieuze stijl over te gaan.
Jacobus Leveck
Dordrecht 1634 - Dordrecht 1675