Lucas van Leyden maakte en verkocht al op negenjarige leeftijd gravures. Zijn opleiding tot schilder genoot hij bij zijn vader, Hugo Jacobsz en bij zijn stadgenoot Cornelis Engelbrechtsz. Zijn verblijf in Leiden is gedocumenteerd van 1514 tot 1529.
In 1521 bevond hij zich in Antwerpen, waar hij Albrecht Dürer ontmoette. Waarschijnlijk is hij 'Lucas de Hollander' die in 1522 in Antwerpen als meester stond ingeschreven. Hij bezocht Gossaert in Middelburg en reisde met hem door Vlaanderen in 1522 of 1527.
In 1526 schilderde hij in opdracht van de Leidse familie Van Swieten een groot altaarstuk met een voorstelling van 'Het Laatste Oordeel' voor de Sint-Pieterskerk, nu in Museum De Lakenhal.
Lucas van Leyden was werkzaam als schilder, graveur en ontwerper van houtsnedes en glas-in-lood. Zijn grafisch oeuvre is aanzienlijk en toont invloeden van Dürer en Raimondi.
Auteur: Ariane van Suchtelen
De buitengewoon talentvolle prentmaker, schilder en tekenaar Lucas van Leyden werd geboren als zoon van de Leidse schilder Huygh Jacobsz (ca. 1450-1534/38) – aan wie geen enkel werk kan worden toegeschreven – en diens eerste vrouw Marie Hendricksdr (overleden in 1494). Karel van Manders omvangrijke biografie over Lucas in zijn Schilder-boeck uit 1604, waarin hij de kunstenaar typeerde als een wonderkind, is een belangrijke (maar niet altijd betrouwbare) bron. Volgens Van Mander werd Lucas in 1494 geboren, maar een waarschijnlijker geboortejaar is 1489 of 1490. Lucas’ vader zou zijn eerste leermeester zijn geweest. Daarna ging hij in de leer bij Cornelis Engebrechtsz (ca. 1462-1527), de eerste Leidse schilder aan wie met zekerheid schilderijen kunnen worden toegeschreven. Als graficus werd Lucas volgens Van Mander opgeleid bij een wapengraveur en een goudsmid. Van groot belang voor zijn vorming als prentkunstenaar was vooral zijn nauwkeurige studie van de prenten van onder anderen Albrecht Dürer, de Meester ES en Jacopo de’Barbari. Hun kostbare prenten kan hij in de collecties van vooraanstaande Leidse mecenassen als Adriaen van Poelgeest en Gerrit van Lockhorst hebben leren kennen – in deze kringen vond hij ook de eerste kopers van zijn prenten en schilderijen.1 In elk geval tot 1518 woonde Lucas in het huis van zijn vader in de Breestraat te Leiden, waar hij vermoedelijk zijn atelier had. Kort na 1526 trouwde hij met burgemeestersdochter Lysbeth van Boschuysen. Het huwelijk bleef kinderloos. Wel had Lucas een onwettige dochter genaamd Marijtgen Lucasdr. Zij kreeg een zoon, Lucas Dammesz Ho(o)gh, die negen dagen voor het overlijden van zijn grootvader werd geboren. Deze Lucas Dammesz is vermoedelijk Van Manders voornaamste informatiebron over de kunstenaar geweest. In 1521 was Lucas in Antwerpen waar hij tussen 8 en 21 juni Albrecht Dürer enkele malen ontmoette op diens reis door de Nederlanden. Tekenend voor de grote waardering en faam die Lucas genoot, is het feit dat de beroemde Duitse kunstenaar het portret tekende van zijn jongere Hollandse collega.2 Ook wisselden beide kunstenaars prenten uit. Volgens Van Mander maakte de kunstenaar op 33-jarige leeftijd samen met Jan Gossaert een reis naar Middelburg, Antwerpen en Gent.
Lucas van Leyden was in de eerste plaats beroemd om zijn prenten, die hem door de brede verspreiding al tijdens zijn leven grote faam bezorgden bij een internationaal publiek van kunstenaars en liefhebbers. Zijn omvangrijke en gevarieerde oeuvre, dat vanaf omstreeks 1506 tot stand kwam, bestaat uit 177 gravures en etsen met vaak originele onderwerpen. Daarnaast vervaardigde hij tenminste dertig houtsnedes en zo’n zeventig boekillustraties. De meeste prenten zijn gedateerd en gemonogrammeerd met de karakteristieke ‘L’. Pas na omstreeks 1520 kwam zijn schilderproductie goed op gang. We kennen nu zo’n twintig schilderijen van zijn hand – waaronder het monumentale Drieluik met het Laatste Oordeel uit 1526/27 (Lakenhal, Leiden) – en nog achtentwintig tekeningen. Volgens Van Mander was Lucas ook als glasschilder actief, maar er is geen gebrandschilderd glas bewaard dat met zekerheid aan hem kan worden toegeschreven. Lucas van Leyden werd in 1533 in de Leidse Pieterskerk begraven.
Noten
1 Zie Veldman 2012.
2 Leiden 2011, nr. 70; Lille, Palais des Beaux-Arts, inv.nr. Pl918 (metaalstift).
Van Mander 1604 (ed. Miedema), fol. 211r36-215r06, deel 1, pp. 102-119, deel 3, pp. 1-31; Rupprich 1956, deel 1, p. 174; Leiden 2011, pp. 198-199, passim; Veldman 2012