:host { --enviso-primary-color: #FF8A21; --enviso-secondary-color: #FF8A21; font-family: 'boijmans-font', Arial, Helvetica,sans-serif; } .enviso-basket-button-wrapper { position: relative; top: 5px; } .enviso-btn { font-size: 22px; } .enviso-basket-button-items-amount { font-size: 12px; line-height: 1; background: #F18700; color: white; border-radius: 50%; width: 24px; height: 24px; min-width: 0; display: flex; align-items: center; justify-content: center; text-align: center; font-weight: bold; padding: 0; top: -13px; right: -12px; } .enviso-dialog-content { overflow: auto; } Previous Next Facebook Instagram Twitter Pinterest Tiktok Linkedin Back to top

Jheronimus Bosch

Den Bosch circa 1450 - Den Bosch 1516

Jeroen Bosch werd waarschijnlijk rond 1450 geboren in Den Bosch als Jheronimus van Aken. Toen zijn faam als schilder eenmaal over Europa verspreidde nam hij de naam van de stad aan waar hij woonde en werkte. Jeroen Bosch was een vernieuwer van de beeldtraditie van de middeleeuwen. Zijn werken zijn satirisch, maar ook geestig en ontroerend. Ongeveer vijfentwintig werken, verspreid in musea over de hele wereld, worden tegenwoordig als werken van Bosch beschouwd. Enkele werken zijn drieluiken of delen hiervan. Museum Boijmans Van Beuningen bezit vier werken van zijn hand.Museum Boijmans Van Beuningen heeft, als enige museum in Nederland, diverse schilderijen van Jheronimus Bosch in de collectie. Ook bezit het museum twee tekeningen van Bosch, waaronder een van zijn mooiste: Het uilennest. Al tijdens zijn leven was Bosch een zeer gewaardeerd kunstenaar. Zijn werken bevonden zich in kunstcollecties van diverse aanzienlijke personen. Zo bezat de landvoogdes Maria van Oostenrijk een schilderij van hem en bestelde Philips de Schone, hertog van Bourgondië, in 1504 bij hem een drieluik met het laatste oordeel.
Bosch werd omstreeks 1450 geboren in ’s-Hertogenbosch, de stad waarin hij zijn hele leven zou wonen en werken. Hij was afkomstig uit een echte schildersfamilie. Niet alleen zijn vader, van wie hij het vak waarschijnlijk leerde, maar ook zijn broer, neef en enkele ooms werkten in het familieatelier aan de Bossche markt. Een belangrijke opdrachtgever was de Lieve Vrouwe Broederschap. Voor de herinrichting van haar kapel in de kathedraal van Sint Jan heeft Bosch verschillende kunstwerken vervaardigd. Daarnaast adviseerde hij de Broederschap bij opdrachten aan andere kunstenaars of ambachtslieden, en beoordeelde hij soms geleverd werk.
Al tijdens zijn leven kopieerden kunstenaars werken van Bosch. Ook schilderden ze in zijn stijl en verkochten ze hun schilderijen soms onder zijn naam. Kort na Bosch’ dood werden kopers gewaarschuwd voor de vele vervalsingen die in omloop waren. Wereldwijd worden nu slechts ongeveer 25 panelen als een ‘authentieke Bosch’ beschouwd. Jarenlang rekende men het schilderij De bruiloft in Kana, dat in het bezit is van het museum, tot deze groep. Na een jaarringmeting van het paneel bleek echter dat het hout pas in 1544, dus 28 jaar na het overlijden van Bosch, kan zijn gekapt. Waarschijnlijk is het paneel een kopie naar een verloren gegaan origineel van de meester zelf.
Hoe aantrekkelijk Bosch’ fantasierijke schilderijen ook zijn, over de ware betekenis ervan tasten kunsthistorici vaak in het duister. Veel van zijn werken, zoals het schilderij De heilige Christophorus, tonen de meest waanzinnige werelden en figuren. Lopende vissen, demonen en monsters zijn beeldelementen die in zijn oeuvre een grote rol spelen. Bosch liet zich verschillende keren inspireren door eigentijdse bronnen, zoals het populaire Narrenschip van Sebastian Brant. In zijn werken staat vaak de zonde van de mensheid centraal. Dit is bijvoorbeeld het geval bij het beroemde paneel De marskramer. Hoewel niet alle kunsthistorici het hierover eens zijn, neemt men over het algemeen aan dat het werk het levenspad van de mens verbeeldt. De marskramer op het schilderij is dan de mens die met de zonde op zijn rug door het leven loopt en de wereldse verleidingen, zoals het bordeel op de achtergrond, moet weerstaan.

Auteur: Peter van der Coelen (2012-12-13)

Bosch was een telg uit een kunstenaarsfamilie die oorspronkelijk afkomstig was uit Aken maar via Nijmegen in ’s-Hertogenbosch terecht was gekomen. Zijn familienaam was Van Aken en in eigentijdse documenten wordt hij wel ‘Jeroen die maelre’ genoemd maar zelf schreef de schilder bij voorkeur ‘Jheronimus Bosch’, verwijzend naar de stad waar hij rond 1450 moet zijn geboren.1 Naar alle waarschijnlijkheid werd Bosch door zijn vader, de schilder Antonius van Aken, opgeleid. Tussen 1477 en 1481 trouwde hij met de welgestelde Aleid van de Meervenne. In 1486/1487 werd de kunstenaar lid van de Illustre Lieve Vrouwe Broederschap, die een kapel had in de Sint-Janskerk. Het jaar daarop promoveerde hij al tot ‘gezworen broeder’, een van de kernleden van deze broederschap, waarvoor hij in de loop der tijd verschillende kleine opdrachten zou uitvoeren. De enige grote opdracht aan Bosch die gedocumenteerd is, betreft een Laatste Oordeel waarvoor hij in september 1504 een voorschot kreeg van Filips de Schone, de hertog van Bourgondië en latere koning van Spanje. Daarnaast is bekend dat De tuin der lusten zich in 1517, een jaar na de dood van de kunstenaar, in het bezit bevond van de familie van Nassau, waaruit afgeleid kan worden dat deze het drieluik ook in opdracht heeft gegeven.

Bosch genoot al tijdens zijn leven een grote reputatie en hij moet een atelier met verschillende medewerkers hebben gevoerd. Veel van zijn werk is echter verloren gegaan. Wat ons rest is hooguit een vijfentwintigtal schilderijen en triptieken. Maar zelfs dit aantal moet volgens sommige kenners worden gehalveerd en deels worden toegeschreven aan anonieme medewerkers.2 Ook de hoeveelheid aan Bosch toegeschreven tekeningen is in de afgelopen decennia aanzienlijk kleiner geworden. Terwijl vroeger minstens zestig bladen met hem in verband werden gebracht, bevat de recente oeuvrecatalogus van Koreny nog slechts elf tekeningen van de meester zelf (met de verso’s erbij zeventien) en negen uit zijn werkplaats.3

Waar de uit de vijftiende eeuw overgeleverde tekeningen vooral bedoeld waren voor het vastleggen van voorbeelden, getuigen die van Bosch van een vrij en creatief zoeken naar vorm. De opzet is doorgaans schetsmatig, met vele trekken en halen met de pen in bruine inkt. Een drietal meer uitgewerkte tekeningen vertoont een wat soepelere lijnvoering: Het veld heeft ogen, het woud heeft oren (Berlijn), De boommens (Wenen) en Het uilennest (Rotterdam). Deze drie bladen worden vrijwel unaniem beschouwd als de kern van het getekende oeuvre van Bosch. Opvallend is dat de van hem bewaarde tekeningen op twee uitzonderingen na enkel profane onderwerpen hebben, terwijl het bij de overgeleverde schilderijen overwegend om religieuze werken gaat.

Dateringen zijn voor het werk van Bosch notoir moeilijk, al hebben technisch en natuurwetenschappelijk onderzoek voor wat meer zekerheid gezorgd. Tegelijk werd door de resultaten hiervan duidelijk dat veel van de ooit aan Bosch toegeschreven schilderijen niet van zijn hand kunnen zijn. Vanwege zijn reputatie had hij vele navolgers. Kopieën, imitaties en pastiches werden nog tot ver in de zestiende eeuw geschilderd. Ook op het gebied van de tekenkunst diende Bosch als voorbeeld voor diverse navolgers en kopiisten.

Noten

1 Zie voor Bosch’ biografie: Huys Janssen 2007. Voor zijn werk recentelijk: Rotterdam 2001; Elsig 2004; Silver 2006; Koreny 2012.

2 De Tolnay 1937 telde nog 41 originele schilderijen. Door Unverfehrt 1980 werd het oeuvre gereduceerd tot vijfentwintig schilderijen. Koreny 2012, p. 28 meent dat slechts elf schilderijen geheel of gedeeltelijk van de hand van Bosch zijn. Op basis van de ondertekeningen van een groep schilderijen, waarvan de arceringen van linksboven naar rechtsonder lopen, wordt een deel van het oeuvre door hem toegeschreven aan een linkshandige medewerker: de Meester van de Prado-Hooiwagen. Vgl. eerder Koreny 2002. Voor kanttekeningen: Spronk 2011.

3 Koreny 2012. Vgl. de recensie van Silver 2012. Zie voor Bosch’ tekeningen verder: Buck 2001, pp. 197-237; F. Koreny en E. Pokorny in Antwerpen 2002, pp. 164-201; Koreny 2002.

Lees verder Lees minder