Auteur: Rhoda Eitel-Porter
Deze prachtige metaalstifttekening van het hoofd van een vrouw in profiel, subtiel uitgevoerd op glad, licht geprepareerd crèmekleurig papier, is een van de meest intrigerende tekeningen in het museum. Over de herkomst van het blad is niets bekend, alleen dat het werk in 1923 als deel van een grotere schenking van de Nederlandse verzamelaar Adriaan Domela Nieuwenhuis in de collectie terechtkwam; sindsdien bleef de tekening ongepubliceerd. Het feit dat alle vier de hoeken donkerder zijn dan de rest van het papier doet vermoeden dat het blad ooit ingeplakt is geweest, mogelijk in een album.
In de inventaris van Domela Nieuwenhuis stond de tekening als het werk van een anonieme Italiaanse kunstenaar, mogelijk uit Rome, omschreven.[1] Later werd het blad nauwkeuriger geclassificeerd als zijnde van een kunstenaar uit de kringen rond Michelangelo (1475-1564) en rond 1525-1530 gedateerd. De tekening doet inderdaad denken aan Michelangelo’s reeks uiterst verfijnde zwartkrijtstudies van geïdealiseerde vrouwenhoofden in profiel met bewerkelijke, fantasierijke kapsels waarin haarstukken, lange vlechten, kapjes of haarnetten zijn verwerkt. Een goede vergelijking is de tekening uit 1525-1528 in Londen[2] van het hoofd van een vrouw in profiel naar links, met gevlochten haar en een geschubde hoofdtooi. Giorgio Vasari (1511-1574) noemde deze tekeningen ‘testes divines’ (goddelijke hoofden) en verwees daarmee zowel naar het onderwerp als het hoge aanzien dat de schilder genoot.[3] Drie van dergelijke studies schonk Michelangelo begin jaren 1520 aan de jonge Florentijnse edelman Gherardo Perini.[4] In de Rotterdamse studie zijn de gelaatstrekken van de jonge vrouw net iets te verfijnd feminien om een kopie naar een verloren gegane tekening door Michelangelo te kunnen zijn; hij beeldde vrouwelijke figuren doorgaans wat steviger af, met een grotere, meer geprononceerde neus, vollere lippen en een steviger kaak, dat alles bovendien scherper in detail uitgevoerd.
Grant Lewis was zo vriendelijk om nog op een andere versie van ditzelfde vrouwenhoofd te wijzen, eveneens in Londen en waarschijnlijk niet eerder dan rond 1560 getekend.[5] Het hoofd heeft vrijwel dezelfde afmetingen als dat in de Rotterdamse tekening, maar het blad zelf is iets groter. Ook deze studie is in metaalstift getekend, maar ditmaal op een grijs geprepareerde ondergrond. Het werk behoort tot een groep van elf tekeningen in deze techniek, alle vermeende kopieën van ogenschijnlijk dezelfde hand. Ooit werden ze nog aan Leonardo da Vinci (1452-1519) toegeschreven, maar inmiddels worden ze beschouwd als werken van een Nederlandse tekenaar die in Italië werkzaam was. Een van deze bladen, uit 1563, toont drie doodshoofden die, zij het in een iets andere rangschikking, zijn ontleend aan motieven in een ets[6] door Giovanni Battista Franco (vóór 1510-1561). Verschillen tussen de studie van het vrouwenhoofd in het British Museum en die in Rotterdam maken duidelijk dat beide van dezelfde bron zijn afgeleid.
Deze op Michelangelo geïnspireerde ideale hoofden waren vanaf de late jaren 1520 tot aan het einde van de eeuw enorm populair onder Italiaanse kunstenaars. Voorbeelden zijn onder meer drie vrouwenhoofden in Parijs,[7] door Paul Joannides met enig voorbehoud aan Giulio Clovio (1498-1578) toegeschreven,[8] en een aan Francesco Salviati (1510-1563) toegeschreven kopie die voor het laatst in 2011 in Caen werd tentoongesteld.[9] Vermeldenswaardig is ook de tekening van een jonge vrouw in profiel naar links, die in Parijs op de kunstmarkt kwam en kennelijk in zwart krijt was uitgevoerd.[10] Dit blad wordt onder voorbehoud aan Clovio toegeschreven maar doet erg Emiliaans aan en is mogelijk van een andere hand.[11] Verder valt te denken aan een reeks van ten minste zeven vrouwenhoofden in profiel die veelal met een toeschrijving aan Jacopo Ligozzi (1547-1627) zijn gepubliceerd, maar waarschijnlijk niet van diens hand zijn.[12] De tekeningen zijn in pen in inkt, met aanzwellende lijnen en overvloedige kruisarceringen uitgevoerd. Eén ervan toont een vrouwenhoofd met eveneens twee strakke vlechten die onderaan de hals samenkomen.[13] Echter, zowel de hand van tekenen als de stijl wijken sterk van andere tekeningen door Ligozzi af, reden waarom Lucilla Conigliello de toewijzing aan hem afwees.[14] Niet één van de bewaard gebleven voorbeelden lijkt van dezelfde hand als het Rotterdamse blad.
Hoewel vooral Michelangelo met dit type studies van hoofden wordt geassocieerd, is het goed om op te merken dat soortgelijke afbeeldingen ook al vóór hem bestonden. Denk alleen al aan Florence in de jaren 1480 en 1490, waar zowel Sandro Botticelli (ca. 1445-1510) als Piero di Cosimo (1462-1521) een portret, naar verluidt van Simonetta Vespucci (ca. 1453-1476), in deze trant schilderden, nu respectievelijk in Berlijn en Chantilly.[15] En ook na Michelangelo werden dit soort profielportretten in Noord-Italië vervaardigd. De Rotterdamse tekening zou dus net als een aantal van deze voorbeelden, maar anders dan de meeste testes divines door Michelangelo, als een portret kunnen worden beschouwd, waarbij de slanke halvemaan boven de haarrol rond het gezicht mogelijk naar de godin Diana verwijst.
Ook het feit dat de tekening in metaalstift is uitgevoerd duidt op een tekenaar ver buiten de kringen rond Michelangelo. Zoals opgemerkt door Hugo Chapman in een catalogusessay over het gebruik van metaalstift in de renaissance, werd het medium in de jaren 1520 nog maar sporadisch gebruikt.[16] Rafaël (1483-1520) was een van de laatste belangrijke kunstenaars die, in 1515-1516, nog regelmatig in metaalstift werkte;[17] zijn leerling Perino del Vaga (1501-1547) maakte er rond 1519 slechts eenmaal gebruik van, dit voor een studie op lichtgroen geprepareerd papier voor een fresco in de San Marcello in Rome.[18] Verder is er een voorbeeld van de hand van Parmigianino (1503-1540) bekend: Hoofd van een jonge vrouw, nu in Cambridge,[19] een werk dat op stilistische gronden rond 1524-1525 wordt gedateerd, in de jaren dat Parmigianino in Rome werkte. Een ongedateerde tekening in Londen,[20] mogelijk door Parmigianino’s medewerker Girolamo Mazzola Bedoli (ca. 1500-1569), in metaalstift op donkergrijs geprepareerd papier, doet vermoeden dat het medium in de jaren 1520 in de kringen rond Parmigianino nog altijd in gebruik was. Misschien experimenteerden ook andere kunstenaars met de techniek, zoals zelfs Vasari eens rond 1540 deed.[21] De Rotterdamse tekening dateert wellicht uit de late jaren 1530, maar afhankelijk van de herkomst en tekenaar kan dat ook iets eerder of later zijn.