Auteur: Judith Niessen
Het Errera-album in Brussel en het Antwerpse tekenboek in Berlijn
In het museum bevindt zich een aantal landschapstekeningen die kunnen worden geassocieerd met twee tekeningenboeken in Brussel en Berlijn, die in het tweede kwart van de zestiende eeuw moeten zijn ontstaan. De boeken zijn voor een belangrijk deel gevuld met landschapstekeningen en motieven van rotsen, burchten en boerderijen zoals die voorkomen in schilderijen van Joachim Patinir, Herri met de Bles en hun navolgers. Veel daarvan zijn gebaseerd op bestaande motieven of composities. Beide boeken worden dan ook gezien als een verzameling modellen die ter inspiratie of als voorbeeld voor een nieuwe compositie in een schilderswerkplaats werden gebruikt.
Het boek in Brussel wordt het Errera-album genoemd, naar één van zijn vroegere eigenaren, Paul Errera die het in 1929 aan het museum legateerde.1 Het album bevat stads- en havengezichten, studies van bomen, rotsen, boerderijen en kastelen, enkele figuurstudies, een paar negentiende-eeuwse tekeningen en enkele lege bladen.2 De voorstellingen zijn in veel gevallen voorbereid door een ondertekening in zwart krijt en vervolgens getekend in bruine en zwarte inkt. Enkele tekeningen zijn vervaardigd op blauw, blauwgroen of donkerbruin gegrondeerd papier. Deze zijn vrijwel allemaal gehoogd in witte dekverf. Er wordt van uitgegaan dat de tekeningen oorspronkelijk afkomstig zijn uit hetzelfde schetsboek. Nu zijn de vierentachtig folios ingevoegd in een negentiende eeuws album. Elk blad meet 135 x 210 mm en een deel van de bladen is voorzien van het watermerk met de ‘gotische P’ (vergelijkbaar met Briquet 8677, Antwerpen 1503). In die gevallen betreft het een fragment dat zich aan de zijkant van het desbetreffende blad bevindt. Dit wijst erop dat de afzonderlijke folios deel uitmaakten van grotere bladen, die werden gevouwen en gesneden tot een tekeningenboek.
Het Berlijnse boek staat bekend als het ‘Antwerpse schetsboek’ en heeft honderdeneen folios.3 Het schetsboek bestaat vermoedelijk uit twee tekeningenboeken die al in de zestiende eeuw werden samengevoegd: de eerste 83 bladen hebben een kan als watermerk (vergelijkbaar met Briquet 12863, Den Haag 1524); van de daaropvolgende bladen is het papier dikker en zijn de bladen gemarkeerd met het watermerk ‘onbekende letters met een 4’ (vergelijkbaar met Briquet 9835, Antwerpen, 1549). Net als bij het Errera-album bevinden fragmenten van de watermerken zich aan de rand van de folios. De afzonderlijke bladen in het tekeningenboek meten c. 190 x 260 mm en de tekeningen zijn uitgevoerd met zwart krijt of in pen in bruine of zwarte inkt.
Ook hier bestaat de inhoud uit een groot aantal landschapstekeningen, waarvan een deel in stijl overeenkomt met de tekeningen in het Errera-album. Zestien landschappen geven Antwerpen weer. Ze onderscheiden zich van de andere landschappen door de daarvan afwijkende tekenstijl met miniscule arceringen, lusjes en haaltjes waaruit de architectuur van de stad is opgebouwd en de brede en schetsmatige lijnvoering in de voorgrond. Vermoedelijk zijn ze ter plaatse getekend. Op basis van de sloop van de stadsmuur die op sommige tekeningen is weergegeven, kunnen ze 1543 worden gedateerd. Tweeëntwintig tekeningen zijn schetsen voor een Verzoeking van de heilige Antonius, die kunnen worden geassocieerd met een schilderij van de Antwerpse kunstenaar Jan Mandyn.4 Een aantal bladen voorin het boek zijn voorzien van religieuze voorstellingen, zoals een Calvarieberg en de Boetvaardige Hieronymus. Sommige composities komen terug in schilderijen van Herri met de Bles, waardoor is gesuggereerd dat dit schetsboek in diens atelier kon worden geplaatst.5 Ook andere toeschrijvingen voor dit tekeningenboek zijn in het verleden overwogen. De onbekende maker van de tekeningen in het Errera-album kent tevens diverse identificaties. Zo werd het album in eerste instantie toegekend aan Joachim Patinir en kende het daarna toeschrijvingen aan Lucas van Valckenborch,6 de Meester van de Vrouwelijke Halffiguren (geïdentificeerd met Hans Vereycke,7 Cornelis Massijs8 en Matthijs Cock.9 Inmiddels wordt aangenomen dat verschillende (anonieme) kunstenaars voor de tekeningen in beide boeken verantwoordelijk zijn geweest. Hoewel een aantal motieven in beide albums voorkomen, zijn beide vermoedelijk afkomstig uit ieder een eigen werkplaats.10 Er zijn in ieder geval geen argumenten om de twee boeken in dezelfde werkplaats te situeren. Naast de tekeningen in beide albums, bevindt zich veel materiaal in diverse collecties dat in meer of mindere mate hieraan verwant is.11 Waarschijnlijk beschikten veel ateliers over dergelijke voorbeeldboeken die na verloop van tijd ontmanteld werden en waarvan de afzonderlijke bladen verspreid raakten. De eenduidige stijlkenmerken van deze groep landschapstekeningen doen vermoeden dat er onder schilders uit die periode bepaalde stijlconventies bestonden. Deze conventies maakten het hergebruik van elkaars motieven eenvoudiger en zorgden ervoor dat rondreizende schilders (gezellen) zonder al te veel problemen bij verschillende werkplaatsen konden worden ingezet. De grote aantallen in stijl aan elkaar verwante geschilderde landschappen uit die periode, bevestigt dit idee.12
Hautekeete introduceerde de noodnaam ‘Errera meester’ voor tekeningen die nauw verwant zijn aan de schetsen in het Errera-album.13 Aangezien er sprake is van verschillende handen en meerdere werkplaatsen, kiezen wij hier niet voor. Wij nemen deze groep tekeningen op onder Antwerpen, tweede kwart zestiende eeuw.
Rotslandschap met een kerk
Een pelgrim met zijn hond loopt in de richting van een kapel die door bomen wordt omzoomd en die in de beschutting ligt van een rotspartij. In de achtergrond rechts van de rotsen, komt over de heuvels een groep ruiters of soldaten gereden. De tekening werd net als het Weidse berglandschap met rotspartij in dit museum (inv. nr. N 143) lange tijd toegeschreven aan Joachim Patinir (ca. 1474/80-1524). Ze zijn dusdanig in stijl aan elkaar verwant dat dezelfde maker vermoed kan worden. In beide tekeningen zijn de rotspartijen met korte onderbroken lijnen aangegeven. In de schaduwpartijen lopen de contouren door en krijgen extra nadruk doordat meerdere lijnen over elkaar heen zijn getrokken. Bij dit landschap is dit gedaan met dezelfde kleur inkt, bij N 143 heeft de tekenaar initiele lichtbruine lijnen nagetrokken met een donkerbruine inkt. Alletwee de tekeningen sluiten zeer goed aan bij die in het Errera-album, zoals bij inv. nr. N 143, Weids berglandschap met rotspartij betoogd is.14 Zo zijn de hier getekende bomen met hun schuin aangezette stammen, de horizontaal gearceerde opgang naar de kruinen en de open getekende wolkjes die de kruintoppen markeren een wezenskenmerk van veel van de landschappen uit het Errera-album. Als noodnaam voor de landschappen uit deze groep is weleens de ‘Errera Meester’ voorgesteld. Gezien de problematische scheiding van diverse handen in het album zelf en het grote aantal tekeningen in deze stijl, dat zich buiten het album bevindt, kiezen wij hier voor de benaming ‘Antwerpen, tweede kwart zestiende eeuw’.