Auteur: Judith Niessen (2012-11-27)
Jan Gossaert is geboren in Maubeuge in de provincie Henegouwen. Hij werd geregistreerd in het Antwerpse Sint Lucasgilde in 1503. Over zijn opleiding weten we niets. Het is weleens gesuggereerd dat Gossaert in Brugge bij Gerard David in de leer is geweest. Het is echter ook goed mogelijk dat zijn opleiding in Antwerpen zelf genoot. Zijn vroegste werken zijn in ieder geval de eerste voorbeelden van het Antwerpse Maniërisme. Hij werkte gedurende zijn loopbaan voornamelijk als hofkunstenaar: eerst, tot aan diens dood in 1524, voor de bisschop en admiraal Filips van Bourgondië, daarna voor zijn achterneef Adolf van Bourgondië, admiraal van Zeeland en Markies van Veere en voor Mencía de Mendoza, de vrouw van Hendrik III, Graaf van Nassau-Breda. Ook vervulde hij opdrachten voor de Europese adel en vorstenhuizen.
Op 26 oktober 1508 vertrok Gossaert met Filips van Bourgondië op een reis naar Rome. In diens opdracht maakte de kunstenaar tekeningen van antieke beelden in die stad. Met zijn terugkeer in 1509 was zijn naam gevestigd. Zijn eerste biograaf Karel van Mander schreef in zijn Schilder-Boeck van 1604 dat Jan Gossaert de eerste was die de Italiaanse kunst van het ‘ordineren’ en het schilderen van allegorieën en naakten naar Vlaanderen meebracht.1 Gossaert vestigde zich bij terugkomst in Middelburg waar hij trouwde met Margriet ’s Molders en drie kinderen kreeg. Op 13 oktober 1532 ontving de weduwe van Jan Gossaert zijn laatste loon van Mencia de Mendoza. Hij moet dus voor die datum zijn overleden.
In Middelburg schilderde Gossaert een groot altaarstuk voor de Norbertijnenabdij, dat Dürer in december 1520 zag op zijn reis door de Nederlanden. Hij vond het ‘beter geschilderd dan getekend.’2. Het drieluik ging in 1568 verloren. Uit technisch onderzoek blijkt dat Gossaert van circa 1509 tot 1515 samen met Gerard David schilderijen produceerde3. In 1523 restaureerde Gossaert in Mechelen voor Margareta van Oostenrijk enkele schilderijen. Daar leerde hij haar hofbeeldhouwer Conrad Meit (1480-1550) kennen, wiens invloed zichtbaar is in Gossaerts werken van na die tijd.
Naast altaarstukken en mythologische voorstellingen met veel naakt, schilderde Gossaert portretten in opdracht en Madonna en Kind-voorstellingen. In totaal zijn meer dan zestig werken van hem bewaard gebleven. Daarnaast vervaardigde hij vanaf 1522 prenten. De kunstenaar liet een voor die tijd behoorlijk groot oeuvre van ongeveer twintig tekeningen na. Het bestaat uit voorbereidingen voor schilderijen, vidimi (presentatie tekeningen), ontwerpen voor glasvensters, figuurschetsen en ricordi. Sommige tekeningen dienden mogelijk zelfs als zelfstandige kunstwerken (zie inv.nr. N 139).
Noten
1 Van Mander (ed. Miedema), vol. I, fol. 225v.
2 ‘Von dannen fuhr ich gen Mitelburg, do hat in der abteÿ Johann de Abüs eine grosse tafel gemacht, nit so gut im hauptstreichen als in gemähl’; Zie H. Rupprich, Dürer. Schriftlicher Nachlass, vol. I, 1959, vol. I, p. 162.
3 Ainsworth in New York/London 2009, pp. 13-15.