Aertsens tekeningen worden gekenmerkt door een vlotte, zwierige tekenstijl. Met zijn langgerekte, maniëristische figuren doet hij zijn bijnaam 'Lange Pier' eer aan. Uitgebeeld is de hoofdscène uit de tragedie 'Iphigeneia in Aulis' van de Griekse toneeldichter Euripides. Iphigeneia moest geofferd worden om de godin van de jacht Artemis gunstig te stemmen. Hier zien we koning Agamemnon, leider der Griekse legers, zijn zwaard opheffen om zijn dochter te doorsteken.
Specificaties
Titel | Het offer van Iphigeneia |
---|---|
Materiaal en techniek | Pen in bruine inkt, kaderlijnen in rood krijt, herhaald met de pen in zwarte inkt |
Objectsoort |
Tekening
> Tweedimensionaal object
> Kunstvoorwerp
|
Locatie | Dit object is in het depot |
Afmetingen |
Hoogte 119 mm Breedte 260 mm |
---|---|
Makers |
Tekenaar:
Pieter Aertsen
|
Inventarisnummer | MB 2008/T 36 (PK) |
Credits | Aankoop met gelden uit de nalatenschap van mevrouw N.C. van Riemsdijk-Borsje, 2008 |
Collectie | Tekeningen & Prenten |
Verwervingsdatum | 2008 |
Vervaardigingsdatum | in circa 1555-1560 |
Signatuur | geen |
Watermerk | onidentificeerbaar fragment (vH, 11P, fijn papier) |
Conditie | gaatjes middenboven, vlekken en verkleuringen, vooral in de hoeken |
Inscripties | geen |
Merkteken | geen |
Herkomst | Duitse particuliere verzamelaar; kunsthandelaar dr. Nicolaas Teeuwisse, Berlijn/Parijs; verworven in 2008 met financiële steun uit het legaat van mw. N.C. van Riemsdijk-Borsje, 2008 |
Tentoonstellingen | Rotterdam 2009 (coll 2 kw 1); Parijs/Rotterdam 2014, nr. 38; Rotterdam 2022, nr. 8 |
Interne tentoonstellingen |
De Collectie Twee - wissel I, Prenten & Tekeningen (2009) |
Externe tentoonstellingen |
Bosch to Bloemaert. Early Netherlandish Drawings from the Museum Boijmans Van Beuningen (2014) |
Onderzoek |
Toon onderzoek Nederlandse tekeningen uit de vijftiende en zestiende eeuw |
Literatuur | Teeuwisse 2006, nr. 1, ill.; Jaarverslag 2008, p. 46, ill.; Kloek 2010, pp. 6-7, fig. 3; Collection Catalogue 2012 (online); Elen 2022, pp. 36-39, ill. |
Materiaal | |
Object |
Zie je iets wat niet klopt of heb je aanvullende informatie over dit werk? Stuur ons een berichtje
Entry bestandscatalogus Vroeg Nederlandse tekeningen uit de 15e en 16e eeuw
Auteur: Albert J. Elen
Dit is een van de twee bewaard gebleven tekeningen van Aertsen met een mythologisch onderwerp; de andere, Het offer van Perseus is in Parijs.1 Uitgebeeld is de hoofdscène uit de tragedie Iphigeneia in Aulis, die kort voor zijn dood is geschreven door de Griekse toneelschrijver Euripides (c. 484-406 BC), één van de drie grondleggers van het antieke Griekse theater. Het was het eerste deel van een trilogie, waartoe ook Alkmaion in Corinthe (niet bewaard gebleven) en Bakchai behoren. Het toneelstuk werd postuum voor het eerst opgevoerd in Macedonië – waar Euripides in het laatste jaar van zijn lange leven naar toe was getrokken. Het behaalde toen een eerste prijs tijdens de Dionysia, feestelijkheden ter ere van de god Dionysos.
Iphigeneia was de oudste dochter van Clytemnestra en Agamemnon, koning van Mycene (Argos) en leider van gezamenlijke Griekse legers. Een orakel voorspelde dat ze zou worden geofferd om Artemis (Diana), godin van de jacht, te verzoenen. Deze voelde zich geschoffeerd vanwege het doden van een van haar herten door Agamemnon. Als represaille had zij gezorgd voor een windstilte die de Grieken belette om uit te varen naar Troje. Agamemnon, die weigerde dit ultieme persoonlijke offer te brengen, werd onder druk gezet door zijn opstandige troepen en stemde uiteindelijk toe. Clytemnestra werd door haar echtgenoot misleid om hun dochter naar de havenstad Aulis te brengen om te trouwen met Achilles, een van de aanvoerders van de Griekse krijgsmacht. Toen zijn bedrog uitkwam, brak er grote onrust uit. Ondanks de protesten van Achilles besloot Iphigeneia zich als liefdevolle dochter te bewijzen en zich plichtsgetrouw te laten offeren. We zien hier koning Agamemnon zijn zwaard heffen om zijn dochter te doorboren. De derde dramatis persona, Clytemnestra, valt flauw tussen haar dienaren, staande mannelijke figuren met hun handen samengevouwen boven hun hoofden, links in beeld. Rechts bevinden zich nog drie knielende vrouwen, die hun blik afwenden naar beneden en hun gezichten bedekken. Nog twee staande figuren, waarvan ere en omkijkt, lopen weg. Een offertafel, rustend op geornamenteerde poten met gevleugelde creaturen, is recht tegenover de twee hoofdfiguren geplaatst. De rook van het offervuur, die zeer overtuigend is weergegeven, domineert het bovendeel van de compositie, waar de landschapsachtergrond slechts door enkele lijnen is aangeduid. Het verhult letterlijk wat er gebeurt seconden voor de dodelijke zwaardsteek: Iphigeneia wordt op miraculeuze wijze gered door Artemis die haar onzichtbaar maakt en laat haar verdwijnen. In plaats van Iphigeneia wordt een hert geofferd op het altaar. Zo is Artemis tevreden gesteld en vervolgens kan door een gunstige wind de vloot vertrekken. Artemis stuurt een boodschapper naar Clytemnestra om haar in te lichten over de redding van haar dochter. Iphigeneia wordt overgebracht naar Tauris, waar zij hogepriesteres van Artemis wordt. Haar familie staat nog meer ramspoed te wachten—haar beide ouders zullen sterven in de wraakzuchtige nasleep.
Deze tekening was onbekend en ongepubliceerd toen hij voor het eerst werd beschreven en afgebeeld in de verkoopcatalogus 2006 van kunsthandelaar Nicolaas Teeuwisse in Berlijn. De tekenaar was eenvoudig te identificeren door Teeuwisse, wiens toeschrijving werd bevestigd door Marijn Schapelhouman en Wouter Kloek, omdat het een typisch werk is van Aertsen. Zijn tekeningen, waarvan er slechts negentien bekend zijn, worden gekenmerkt door een soepele, elegante stijl en de bijzondere wijze waarop handen en gezichten zijn uitgebeeld, met puntige vingers en neuzen.2 De contouren van de uitgerekte, maniëristische figuren zijn getekend in ononderbroken golvende lijnen en dit is nog beter zichtbaar in de rook die van het offeraltaar opstijgt. De schaduwpartijen in zowel de figuren als de achtergrond zijn aangegeven door parallelle arceringen. De zwierige tekenstijl, door Kloek aangeduid als ‘draderige manier van tekenen’, is kenmerkend voor een aantal van Aertsens tekeningen.3 Kloek wijt stilistische verschillen tussen sommige tekeningen aan het feit dat zij niet allemaal eigenhandig zijn en enkele waarschijnlijk in zijn stijl door ateliermedewerkers gemaakt zijn. De Rotterdamse tekening is onmiskenbaar eigenhandig en sluit stilistisch vooral nauw aan bij zijn ontwerptekening (voorstellend een Genadestoel) voor een gebrandschilderd glasraam, nu in Dresden, door Dittrich gedateerd na Aertsens terugkeer naar Amsterdam in 1555.4 De overeenkomsten liggen vooral in de parallelle arceringen voor de schaduwpartijen, de plastische lijnvoering in de handen en gezichten (vergelijk de in houding en detaillering zeer gelijkende hoofden van Agamemnon en God de Vader), de rafelige randen van de gewaden en de uitbeelding van de rook van het altaar en de wolken waarop God de Vader zweeft.5 Anders dan het Dresdense blad heeft de Rotterdamse tekening geen additionele wassingen en is het niet gekwadreerd.
De meeste van Aertsens tekeningen waren niet een doel op zich, maar hebben waarschijnlijk als ontwerpen voor schilderijen (waaronder drieluiken) of gebrandschilderde ramen (zowel monumentale ramen als kleine glasruitjes) gediend, enkele mogelijk zelfs als vidimus en laatste werktekening. Door toevoeging van een getekend kwadraatnet zijn enkele ook gebruikt voor het op schaal overbrengen van de compositie op paneel, doek of glas.6 Waartoe de Rotterdamse tekening heeft gediend is niet duidelijk; zowel qua vorm (een langgerekt liggend formaat) als type voorstelling lijkt het niet een ontwerp te zijn voor een schilderij of gebrandschilderd glasraam en zou het alleen een ontwerp voor een prent kunnen zijn geweest, die dan niet is uitgevoerd. Van Aertsen zijn echter geen prentontwerpen bekend. Dan kan het alleen zelfstandige tekening zijn, gemaakt voor de verkoop of als geschenk voor een bijzondere gelegenheid.
Noten
1 Parijs, Musée du Louvre, inv.nr. 19.221; Kloek 1989, nr. A5.
2 Aertsens tekeningen waren sinds Josua Bruyns eerste publicatie in 1965 met nieuwe toeschrijvingen en sterk gelijkend werk van Joachim Beuckelaer uitgebreid tot wat als ‘Aertsen-groep’ wordt aangeduid. Wouter Kloek heeft in 1989 op stijlkritische gronden hierin een scheiding aangebracht en de getekende oeuvres van de twee kunstenaars apart beschreven, waarbij in het geval van Aertsen ook een vijftal tekeningen als atelierwerk is aangeduid (Kloek 1989, nrs. A1-18, waarvan A.6, A.10, A.11, A.15 , A.18 niet eigenhandig zijn). Tevens is een aantal aan deze kunstenaars toegeschreven tekeningen door hem afgewezen.
3 Kloek 1989, p. 131, nrs. A.2, A.3 en A.4.
4 Dresden, Kupferstich-Kabinett, inv.nr. C 2730; Dittrich 1997, no. 22, ill.; Ketelsen/Hahn 2011, p. 305
5 Deze overeenkomsten zijn minder pregnant in de (gekwadreerde) ontwerptekening De Kruisiging in Amsterdam, Rijksmuseum, inv.nr. RP-T-1967-6 (Kloek 1989, nr. A4), waaraan Teeuwisse refereert.
6 Kloek 2010, p. 29.