‘Namiddag’ heet dit obscene schilderij, dat begrijpelijkerwijs in het preutse Nederland van 1932 een rel veroorzaakte. Zijn maker Moesman had het ingezonden op een tentoonstelling van de kunstenaarsvereniging De Onafhankelijken in het Stedelijk Museum in Amsterdam. Toen het schilderij daar op last van de directie moest worden verwijderd, werd de tentoonstelling gesloten. Moesman geldt als de enige Nederlandse surrealist van betekenis.
Specificaties
Titel | Namiddag |
---|---|
Materiaal en techniek | Olieverf op doek en omlijsting van touw |
Objectsoort |
Schilderij
> Schildering
> Tweedimensionaal object
> Kunstvoorwerp
|
Locatie | Dit object is in het depot |
Afmetingen |
Diepte 3 cm Breedte 75 cm Hoogte 87 cm |
---|---|
Makers |
Kunstenaar:
J.H. Moesman
|
Inventarisnummer | BRL 93-04 (MK) |
Credits | Bruikleen Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, 1993 |
Collectie | Moderne Kunst |
Verwervingsdatum | 1993 |
Vervaardigingsdatum | in 1932 |
Signatuur | linksonder: JH Moesman 1932 |
Herkomst | Centraal Museum Utrecht (bruikleen kunstenaar) 1971-1978; E. Moesman-van Dijk 1988 |
Tentoonstellingen | De Onafhankelijken: Vereeniging van beeldende kunstenaars, Amsterdam (Stedelijk Museum Amsterdam) 18.02.1933 – 12.03.1933 Exposition des oeuvres de W. van Leusden, J.H. Moesman, W. Wagenaar, L.F. Wijmans, Parijs (Galerie d’exposition de la Grande Masse) 03.07.1933 – 15.07.1933 5 surrealisten: Van Leusden, Moesman, Perdok, Poesiat, Weidema, Laren (Openbare Leeszaal Laren) 01.10.1949 – 22.10.1949 J.H. Moesman, Utrecht (Grafisch Gezelschap De Luis) 20.04.1963 – 12.05.1963 Tentoonstelling van schilderijen van J.H. Moesman, Amsterdam (Kabinet Floret) 10.01.1966 – 05.02.1966 Phantastischen Kunst Surrealismus, Bern (Kunsthalle Bern) 20.10.1966 – 04.12.1966 Bestendigheid van het surrealisme, Velp (Stichting Gelders Kunstcentrum Epok) 06.05.1967 – 04.06.1967 Zwarte zon / bloem in opstand: Surrealistische manifestatie ter introduktie van de komende dekade, Scheveningen (Tiffany’s Gallery) 02.10.1969 – 25.10.1969 Realiteitenkabinet, Amsterdam (Arti et Amicitiae) 12.12.1969 – 04.01.1970 Surrealisme toen en nu, Utrecht (De Kargadoor) 27.04.1970 – 30.04.1970 Moesman Festival, Utrecht (Kunstzaal De Reiger) 19.09.1971 – 09.10.1971 Twee vriendjes uit ’29: Gerrit van ’t Net en J.H. Moesman, Amsterdam (Galerie Petit) 24.02.1979 – 07.04.1979 Emanuel Boekman en het kunstbeleid in Amsterdam 1920-1940, Amsterdam (Amsterdams Historisch Museum) 20.12.1983 – 19.02.1984 Moderne kunst, Den Haag (Glerum c.s. Kunst en Antiekveilingen BV) 17.11.1990 – 20.11.1990 Moesman: schilderijen, klavecimbel en tekeningen, Laren (Singer Museum) 11.06.1993 – 04.07.1993 Hans Haacke. Boven: ter inzage / Viewing Matters: upstairs, Rotterdam (Museum Boijmans Van Beuningen) 08.06.1996 – 18.08.1996 Moesman, Arnhem (Museum voor Moderne Kunst Arnhem) 14.03.1998 – 01.06.1998 Collectie – surrealisme, Rotterdam (Museum Boijmans Van Beuningen) 11.02.2017 – 28.05.2017 |
Interne tentoonstellingen |
De Collectie Verrijkt (2011) De collectie als tijdmachine (2017) Collectie - surrealisme (2017) |
Externe tentoonstellingen |
Dal nulla al sogno (2018) De tranen van Eros - Moesman, surrealisme en de Seksen (2020) Surrealist Art - Masterpieces from Museum Boijmans Van Beuningen (2021) Only the Marvelous is Beautiful (2022) A Surreal Shock – Masterpieces from Museum Boijmans Van Beuningen (2021) |
Onderzoek |
Toon onderzoek Een droomcollectie - Surrealisme in Museum Boijmans Van Beuningen |
Literatuur | H. de Vries, J. van der Meulen, L. Vancrevel, Moesman: Peilingen naar het wezen van de Nederlandse surrealist Moesman in een poging hem voor het nageslacht te bewaren, Utrecht 1971, pp. 13, 45 A. Grondman, J. Steen, L. Vancrevel (red.), De automatische verbeelding. Nederlandse surrealisten, tent.cat. Deurne (Gemeentemuseum De Wieger), Leiden (Stedelijk Museum De Lakenhal), Leeuwarden (Fries Museum), Amsterdam 1989, p. 34, 36 L. Brons, B. van Rossum (red.), Moesman, een compleet overzicht in beeld van alle olieverfschilderijen en het klavecimbel van de surrealist J.H. Moesman, tent.cat. Laren (Singer Museum), Amsterdam 1993, pp. 15, 53, cat.nr. 15 J. Steen, Moesman, monografie. Catalogus van schilderijen en objecten, Zwolle 1998, pp. 35, 36, 108, 109, cat.nr. 16 Een droomcollectie, tent.cat. Rotterdam (Museum Boijmans Van Beuningen), 2017, cat.nr. 89 |
Materiaal |
Doek
> Bewerkte vezel
> Vezel
> Plantaardig materiaal
> Organisch materiaal
> Materiaal
> Materiaal en techniek
|
Object | |
Geografische herkomst | Nederland > West-Europa > Europa |
Entry bestandscatalogus Een droomcollectie - Surrealisme in Museum Boijmans Van Beuningen
Auteur: Marijke Peyser
De schilderijen van J.H. Moesman komen tot stand middels een uitgebreide, tijdrovende voorbereiding. Zijn oeuvre telt dan ook een bescheiden aantal van veertig schilderijen die hij veelal thuis maakte: op zolder, tussen twaalf en twee tijdens de middagpauze, na vijven, op zaterdagmiddag na één uur en op zon- en feestdagen.[1] Dit strenge, gedisciplineerde rooster heeft veel te maken met zijn werkzaamheden als lithograaf bij de Nederlandse Spoorwegen. Op 31 augustus 1925 – Moesman is dan zestien jaar oud – wordt hij aangenomen als loopjongen met een salaris van zeven gulden in de week. In de loop der jaren verbetert zijn positie. In 1929 maakt Moesman kennis met surrealistische werken van kunstenaars als Max Ernst, René Magritte, Giorgio de Chirico, Marc Eemans en Pierre Roy. Vanaf dat moment ontwikkelt hij zich tot surrealistisch schilder.
Namiddag is een van de eerste doeken waarin twee werelden samenkomen die kenmerkend zijn voor surrealistische voorstellingen: het alledaagse en het fantastische. De androgyne torso, die vrijwel het hele doek beslaat, is opgebouwd uit lichaamsfragmenten die in elkaar overvloeien. De schaduwpartijen zijn in onderling contrasterende kleuren uitgevoerd. Een paarse waaier en een gele lap, met een kantachtig wit kleed in het midden, vormen de afsluiting van het onderste lichaamsdeel. Moesman maakt hier gebruik van ‘hulpstukken’, een term die hij introduceerde voor allerhande voorwerpen die hem inspireerden. De voorbereidende ontwerpschets toont een torso die uit een samengestelde figuur bestaat.[2] De geopende schaar in het onderste deel van de torso komt op het doek niet meer voor. Het tweede ‘hulpstuk’ is het olieverfschilderij van Max Ernst, Weib, Greis und Blume (1923-1924). Waarschijnlijk heeft hij dit werk gezien in het kunsttijdschrift Variétés (januari 1929).[3]
Bij het zien van de afbeelding van Magritte’s La trahison des images (1929) – een schilderij van een pijp met de woorden ‘ceci n’est pas une pipe’ – in de Variétés van januari 1929, valt bij Moesman het kwartje dat een causaal verband tussen woorden en dingen een illusie is. De titels die Moesman voortaan aan zijn schilderijen geeft, zijn bedoeld om van de voorstelling los te raken. Hij zegt hierover: ‘Een titel moet nooit een verklaring geven van het geval. Het moet alleen maar de ruimte voor de beschouwer groter maken. Ik heb schilderijen die heten Overmorgen, Namiddag en misschien komt er nog wel een schilderij dat Eergisteren gaat heten. Dat zijn allemaal loze woorden.’[4] De reacties op Namiddag zijn aanvankelijk verre van positief. Kort voor de opening van de voorjaarstentoonstelling van De Onafhankelijken op 18 februari 1933 verwijdert de directeur van het Stedelijk Museum in Amsterdam, Cornelis Wilhelmus Hygenius Baard, het schilderij, dat ‘een pervers en buitengewoon onsmakelijk naakt’ wordt genoemd.[5] Na de verwijdering blijft de tentoonstelling voor het publiek gesloten. De actie van Baard wordt gesteund door vrijwel de gehele pers. De politicus David Wijnkoop is de enige die zegt geen aanleiding te zien het schilderij te verwijderen. Volgens hem betreft het ‘alleen maar wat hangend vlees wat verder niets te betekenen heeft’.[6]
Noten
[1] Steen 1998, pp. 35, 53-56.
[2] Idem, pp. 172-173: hulpstuk CR 16.1 (ontwerpschetsje) potlood op papier 13 x 19,5 cm, verzameling J.J. Oskamp.
[3] Idem, p. 173: hulpstuk CR.
[4] Idem, p. 35.
[5] Idem, noot 87, verwijst naar Jak van der Meulen, ‘Kunst, seks en politiek in 1933-1934’ in: De Vries/Van der Meulen/Vancrevel 1971, p. 14.
[6] Jansen/Rogier 1983, pp. 55-59.