This drawing is one of a group of studies of peasants known as the ‘from life’ drawings because some of them bear the inscription ‘naer het leven’. They were long believed to be the work of the famous artist Pieter Bruegel the Elder. According to the artist’s biographer Karel van Mander, Bruegel made regular trips to the countryside to study rural life for his paintings, which earned him the nickname ‘Peasant Bruegel’. Experts now agree that these drawings were made by Roelandt Savery, who did not know Bruegel personally.
Specifications
Title | Two Beggars and a Woman's Headdress |
---|---|
Material and technique | Red chalk, pen and brown ink, framing lines (partial) in black chalk |
Object type |
Drawing
> Two-dimensional object
> Art object
|
Location | This object is in storage |
Dimensions |
Height 156 mm Width 208 mm |
---|---|
Artists |
Draughtsman:
Roelandt Savery
Previously attributed: Pieter Bruegel (I) |
Accession number | MB 1791 (PK) |
Credits | From the estate of F.J.O. Boijmans, 1847 |
Department | Drawings & Prints |
Acquisition date | 1847 |
Creation date | in circa 1603-1614 |
Signature | none |
Watermark | heraldic (probably crowned double-headed) eagle with a heart shield with inscribed letter K (fragment, lower half, 58x35 mm, on P4 from the left, in the top centre; vH, 7P, quarto), similar to Briquet 283 (doc. Reichenau 1596), 289-290 (doc. resp. Salzburg, Memmingen 1596 and 1597; from one of the papermills in Kempten in Bavaria, the initials of the owners usually placed beside the eagles heads (in the missing upper half of the watermark). [for images click thumbnails above the 'zoom in' option] |
Collector | Collector / F.J.O. Boijmans |
Mark | Museum Boymans (L.1857) |
Provenance | F.J.O. Boijmans (1767-1847), Utrecht; bequeathed to the City of Rotterdam, 1847; on permanent loan to the museum since 1849 |
Exhibitions | Dijon 1950, no. 50 (als Pieter Bruegel); Paris 1952, no. 27 (as Pieter Bruegel); Rotterdam 1952, no. 17; Rotterdam/New York 2001, no. 133, col.ill (as Roelandt Savery); Rotterdam 2009-2010 (coll 2 kw 5) |
Internal exhibitions |
De Collectie Twee - wissel V, Prenten & Tekeningen (2009) |
External exhibitions |
Roelant Savery's Wonderlijke Wereld (2024) |
Research |
Show research Netherlandish Drawings of the Fifteenth and Sixteenth Centuries |
Literature | cat. 1852, no. 192 (as Pieter Bruegel); cat. 1869, no. 51; cat. 1901, no. 91 (fl. 25,-); Rooses 1902, p. 193; Van Bastelaer/Hulin de Loo 1907, no. 39; Jaarverslag Museum Boymans 1918, p. 15; Tolnai 1925, no. 71; cat. 1927, no. 534; Michel 1931, p. 105, no. 1; De Tolnay 1952, no. 104; Grossmann 1954, pp. 45-46; Münz 1961, no. 85; Spicer 1970a, p. 20, ill. 13 (as Roelandt Savery); Spicer-Durham 1979, p. 205 and no. C 215; Liess 1981, p. 92 (as Pieter Bruegel); Paris/Rotterdam 2014, under no. 92, ill. |
Material | |
Object |
Entry catalogue Netherlandish Drawings of the 15th and 16th Centuries.
Author: Yvonne Bleyerveld
This description is currently only available in Dutch.
Van Roelandt Savery zijn circa 250 tekeningen bekend, waaronder landschappen, dierstudies en prentenontwerpen.1 Deze acht figuurstudies behoren tot een groep van ongeveer tachtig tekeningen van boeren, marktvrouwen, bedelaars, kreupelen, goedgeklede burgers en joden, die Roelandt Savery maakte in en rond Praag in de jaren 1603-1613/1614, toen hij als hofschilder aan het hof van keizer Rudolf II werkzaam was. De tekeningen staan bekend als de naer het leven-tekeningen, een naam die zij danken aan de inscripties die op een aantal ervan voorkomen – zoals nart het leven, nardt het leven, nar hedt leven – en die erop wijzen dat het gaat om studies van personen die Savery in zijn directe omgeving aantrof. De tekeningen zijn gemaakt in zwart of rood krijt, media die uitermate geschikt zijn om ter plekke snelle schetsen te maken, en naderhand te worden uitgewerkt met pen en bruine inkt.
Tot ver in de twintigste eeuw werden de naer het leven-tekeningen beschouwd als werken van Pieter Bruegel, totdat Frans van Leeuwen en Joaneath Spicer omstreeks 1970 deze tekeningen aan Roelandt Savery toeschreven.2 Een belangrijk argument daarvoor, dat allereerst werd aangedragen door Van Leeuwen in 1967, was de overeenkomst tussen de inscripties op de naer het leven-tekeningen en de opschriften op Savery’s stadsgezichten, bijvoorbeeld op diens Gezicht op de Karelsbrug in Praag.3 Een tweede argument was de stilistische verwantschap tussen de figuurstudies en getekende en geschilderde voorstellingen van Roelandt Savery. Daarnaast zijn sommige typen watermerken identiek aan de watermerken in het papier van andere bladen van Savery. Bovendien duidt de kleding van de uitgebeelde personen erop dat zij in Bohemen getekend zijn, een streek die Savery, in tegenstelling tot Pieter Bruegel, uit eigen waarneming kende.4
In 1979 werkte Spicer haar opvattingen over het auteurschap van de naer het leven-tekeningen verder uit in haar oeuvrecatalogus van Savery’s tekeningen. Sindsdien is de toeschrijving aan Roelandt Savery algemeen aanvaard. Alleen Reinhard Liess blies oude hypothesen nieuw leven in, toen hij stelde dat de figuurstudies in zwart en rood krijt van de hand van Pieter Bruegel zijn, terwijl hij in de toevoegingen in pen en bruine inkt een andere hand herkende, mogelijk die van Roelandt Savery.5 Zijn theorie heeft echter geen bijval gevonden.
Savery tekende mensen die hij zag op straten of pleinen in hun alledaagse, soms armoedige en gescheurde of verstelde kleding, met hun manden, tassen, wandelstokken en krukken. Hij vond trof hen aan met hun handelswaar op de markt, staand of zittend op lage muurtjes en tonnen, in groepjes pratend of bedelend in portalen. Zes tekeningen uit de naer het leven-groep verbeelden joden op de markt of in de synagoge, die de kunstenaar gezien zal hebben in de joodse wijk van Praag.6 Hij legde zijn modellen vast als enkele figuren of in twee- of drietallen, zonder beweging of interactie. De getekende boeren, marktlui en bedelaars hebben vaak verweerde, gerimpelde gezichten, kenmerkend voor mensen die veel buiten zijn of een zwaar leven leiden. Ze dragen dikke jassen, broeken en mutsen en hebben veelal hun handen in hun mouwen gestopt om zich tegen de kou te beschermen. De studies wekken de indruk dat Savery zijn modellen tekende zonder dat deze wisten dat ze werden bestudeerd: de mannen en vrouwen zijn meestal en profil, schuin van achteren of op de rug geportretteerd.7 Ter plekke maakte hij summiere schetsen in zwart of rood krijt, die hij naderhand met de pen in bruine inkt verder uitwerkte. Deze directe observatie van mensen in hun dagelijkse bezigheden maakt dat het naturalisme in de voorstellingen groot is, iets wat in de kunst van de vroege zeventiende eeuw een volkomen nieuw fenomeen was.
Veel van de naer het leven-tekeningen zijn voorzien van kleurnotities en soms ook materiaalaanduidingen, zoals grise mūs (grijze muts), vill witte lappen (vilten witte lappen), swartte lerssen (zwarte laarzen).8 Het aanbrengen van kleurnotities – als geheugensteun bij een latere toepassing van een getekend motief in bijvoorbeeld een schilderij – was al in de vroege zestiende eeuw een gebruikelijke praktijk, maar niet eerder gebeurde dit zo veelvuldig en consequent als bij deze groep tekeningen.9
Savery maakte zijn studies van mensen op straat met het doel beeldmateriaal te verzamelen voor zijn geschilderde en getekende genrevoorstellingen van het boerenleven.10 Enkele malen paste de kunstenaar een figuurstudie in een genrevoorstelling toe, maar de voorbeelden daarvan zijn zeldzaam.11 Savery streefde bovendien een breder doel na dan het verzamelen bruikbare motieven: door de zorgvuldige uitwerking in pen en inkt en de grote aandacht voor alledaagse details, ontstaat de indruk dat hij in de eerste plaats tekende wat hem interesseerde en met een soort antropologische nieuwsgierigheid de mensen op straten en markten observeerde.
Binnen de groep figuurstudies, die zoals gezegd ontstonden in de jaren 1603-1613/1614, valt een duidelijke ontwikkeling waar te nemen van aanvankelijke onwennigheid naar een steeds grotere souplesse en spontaniteit.12 Spicer verdeelt de naer het leven-tekeningen in een A, B en C-groep, die elkaar geleidelijk opvolgen en soms overlappen. De tekeningen uit de A-groep getuigen van Savery’s onbekendheid met het onderwerp. De figuurtjes zijn klein, met karikaturale gelaatstrekken en getekend in korte, onzekere lijnen. De B-groep kenmerkt zich door een sobere, informatieve stijl. De vormen van de figuren zijn helder neergezet, hun gezichten minder maskerachtig dan die de A-groep en details zijn verder uitgewerkt. De tekeningen uit de C-groep laten zien dat Savery op den duur volledig vertrouwd was geraakt met de materie. De figuren hebben soepele, ononderbroken contouren en raak getroffen houdingen en gezichten. Met parallelle en kruisarceringen zijn volume en stofuitdrukking op overtuigende wijze weergegeven. Van de acht hier besproken naer het leven-tekeningen behoren alleen MB 1788 en MB 1790 tot de B-groep; de overige bladen worden gerekend tot de C-groep.
De waanzinnigen of Les Fous, zo werd deze tekening wel betiteld in de eerste decennia van de twintigste eeuw.13 Het blad is een van de drie naer het leven-tekeningen die zijn uitgevoerd in pen en bruine inkt over een schets van rood krijt (zie ook inv. nr. MB 1792).14 Van Bastelaer en Hulin de Loo beschouwden de voorstelling als een studie van drie vrouwenfiguren, maar de twee personen aan de rechterkant lijken eerder mannen te zijn.15 De staande man rechts draagt een vreemd lapje op zijn achterhoofd. Zijn gerafelde omslagdoek is versteld met een lap die van een aparte kleurnotitie voorzien is, aangegeven met een rode krijtstreep tussen de lap en het opschrift. Om zijn voeten zijn lappen gewikkeld, die zowel met krijt als met pen en inkt tamelijk donker zijn aangezet. De man in het midden, met een verweerd gezicht en een lap om zijn hoofd, zit op een laag stoepje of randje. Zijn blote tenen steken onder zijn grote mantel uit en naast hem ligt een kruk, wat doet vermoeden dat hij kreupel is. Links van deze arme sloebers tekende Savery een studie van een op de rug gezien persoon met een typisch Boheems vrouwelijk hoofddeksel.16
De penlijnen volgen het rode krijt, maar vullen deze ook aan, bijvoorbeeld in het gezicht en haren van de zittende man en in de schaduwpartijen van de kleding, die met snelle, parallelle en gekruiste pennenstreepjes zijn geaccentueerd. De kleurnotities zijn eerst in korte krabbels in rood krijt aangegeven en later met pen in bruine inkt overgeschreven.
Footnotes
1 Zie voor een compleet overzicht Spicer-Durham 1979, dl. 2, Catalogue of drawings.
2 Van Leeuwen 1970; Spicer 1970a; Van Leeuwen 1971. Ook daarvoor werd Savery’s naam wel genoemd in verband met deze tekeningen. Zie voor de diverse opinies Spicer 1970a, pp. 4-6. Over de toeschrijvingskwestie van de naer het leven-tekeningen ook Miedema 1973 en Sellink in Rotterdam/New York 2001, pp. 284-288.
3 Van Leeuwen 1970; Van Leeuwen 1971, p. 147. De tekening bevindt zich in Praag, Národní galerie, inv. nr. K 64999, zie Prague/Courtrai 2010, nr. 1.
4 Zie voor al deze argumenten Van Leeuwen 1971; Spicer 1970a.
5 Liess 1981, pp. 87-113, in het bijzonder p. 93.
6 Spicer-Durham 1979, nrs. C 160, C 188, C 194, C 195, C 209, C 224; zie ook Vienna 1988, dl. 2, nr. 241; Frankfurt 2000, nr. 44.
7 Spicer-Durham 1979, p. 202.
8 Respectievelijk bij inv. nrs. MB 1788, MB 1789, MB 1792.
9 Zie bijvoorbeeld inv. nr. N 8; zie ook Van den Brink 2004, pp. 217-221.
10 Spicer-Durham 1979, pp. 201, 207.
11 Zie bijvoorbeeld London/Paris/Cambridge 2002, nr. 35; ook Washington/New York 1986, nr. 103. Volgens Sellink in Rotterdam/New York 2001, p. 285 verschijnt de boer op N 126 op de achtergrond van een geschilderde genrevoorstelling van Savery uit 1605 (in tent.cat. Roelant Savery in seiner Zeit (1576-1639), Keulen (Wallraf-Richartz-Museum); Utrecht (Centraal Museum) 1985/86, nr. 3). Mijns inziens gaat het echter om een vergelijkbaar figuur, maar niet om een navolging van deze tekening.
12 Spicer-Durham 1979, pp. 216-225, zie ook Schapelhouman 1987, p. 120.
13 Respectievelijk oude inventariskaart en Michel 1931, p. 105, n. 1.
14 Spicer-Durham 1979, p. 222. In Amsterdam, Rijksmuseum, inv. nr. 1888 Aa 1449, bevindt zich een studie van een bedelaar die eveneens is uitgevoerd in pen en bruine inkt over rood krijt, zie Spicer-Durham 1979, nr. C 211; Schapelhouman 1987, nr. 74.
15 Van Bastelaer/Hulin de Loo 1907, p. 180.
16 Spicer-Durham 1979, p. 648, met (voor andere voorbeelden van dit hoofddeksel) een verwijzing naar het Gezicht op Praag in de stedenatlas Civitates orbis terrarum van Georg Braun en Franz Hogenberg (Keulen, 1572-1617).