Author: Yvonne Bleyerveld
This description is currently only available in Dutch.
Van Roelandt Savery zijn circa 250 tekeningen bekend, waaronder landschappen, dierstudies en prentenontwerpen.1 Deze acht figuurstudies behoren tot een groep van ongeveer tachtig tekeningen van boeren, marktvrouwen, bedelaars, kreupelen, goedgeklede burgers en joden, die Roelandt Savery maakte in en rond Praag in de jaren 1603-1613/1614, toen hij als hofschilder aan het hof van keizer Rudolf II werkzaam was. De tekeningen staan bekend als de naer het leven-tekeningen, een naam die zij danken aan de inscripties die op een aantal ervan voorkomen – zoals nart het leven, nardt het leven, nar hedt leven – en die erop wijzen dat het gaat om studies van personen die Savery in zijn directe omgeving aantrof. De tekeningen zijn gemaakt in zwart of rood krijt, media die uitermate geschikt zijn om ter plekke snelle schetsen te maken, en naderhand te worden uitgewerkt met pen en bruine inkt.
Tot ver in de twintigste eeuw werden de naer het leven-tekeningen beschouwd als werken van Pieter Bruegel, totdat Frans van Leeuwen en Joaneath Spicer omstreeks 1970 deze tekeningen aan Roelandt Savery toeschreven.2 Een belangrijk argument daarvoor, dat allereerst werd aangedragen door Van Leeuwen in 1967, was de overeenkomst tussen de inscripties op de naer het leven-tekeningen en de opschriften op Savery’s stadsgezichten, bijvoorbeeld op diens Gezicht op de Karelsbrug in Praag.3 Een tweede argument was de stilistische verwantschap tussen de figuurstudies en getekende en geschilderde voorstellingen van Roelandt Savery. Daarnaast zijn sommige typen watermerken identiek aan de watermerken in het papier van andere bladen van Savery. Bovendien duidt de kleding van de uitgebeelde personen erop dat zij in Bohemen getekend zijn, een streek die Savery, in tegenstelling tot Pieter Bruegel, uit eigen waarneming kende.4
In 1979 werkte Spicer haar opvattingen over het auteurschap van de naer het leven-tekeningen verder uit in haar oeuvrecatalogus van Savery’s tekeningen. Sindsdien is de toeschrijving aan Roelandt Savery algemeen aanvaard. Alleen Reinhard Liess blies oude hypothesen nieuw leven in, toen hij stelde dat de figuurstudies in zwart en rood krijt van de hand van Pieter Bruegel zijn, terwijl hij in de toevoegingen in pen en bruine inkt een andere hand herkende, mogelijk die van Roelandt Savery.5 Zijn theorie heeft echter geen bijval gevonden.
Savery tekende mensen die hij zag op straten of pleinen in hun alledaagse, soms armoedige en gescheurde of verstelde kleding, met hun manden, tassen, wandelstokken en krukken. Hij vond trof hen aan met hun handelswaar op de markt, staand of zittend op lage muurtjes en tonnen, in groepjes pratend of bedelend in portalen. Zes tekeningen uit de naer het leven-groep verbeelden joden op de markt of in de synagoge, die de kunstenaar gezien zal hebben in de joodse wijk van Praag.6 Hij legde zijn modellen vast als enkele figuren of in twee- of drietallen, zonder beweging of interactie. De getekende boeren, marktlui en bedelaars hebben vaak verweerde, gerimpelde gezichten, kenmerkend voor mensen die veel buiten zijn of een zwaar leven leiden. Ze dragen dikke jassen, broeken en mutsen en hebben veelal hun handen in hun mouwen gestopt om zich tegen de kou te beschermen. De studies wekken de indruk dat Savery zijn modellen tekende zonder dat deze wisten dat ze werden bestudeerd: de mannen en vrouwen zijn meestal en profil, schuin van achteren of op de rug geportretteerd.7 Ter plekke maakte hij summiere schetsen in zwart of rood krijt, die hij naderhand met de pen in bruine inkt verder uitwerkte. Deze directe observatie van mensen in hun dagelijkse bezigheden maakt dat het naturalisme in de voorstellingen groot is, iets wat in de kunst van de vroege zeventiende eeuw een volkomen nieuw fenomeen was.
Veel van de naer het leven-tekeningen zijn voorzien van kleurnotities en soms ook materiaalaanduidingen, zoals grise mūs (grijze muts), vill witte lappen (vilten witte lappen), swartte lerssen (zwarte laarzen).8 Het aanbrengen van kleurnotities – als geheugensteun bij een latere toepassing van een getekend motief in bijvoorbeeld een schilderij – was al in de vroege zestiende eeuw een gebruikelijke praktijk, maar niet eerder gebeurde dit zo veelvuldig en consequent als bij deze groep tekeningen.9
Savery maakte zijn studies van mensen op straat met het doel beeldmateriaal te verzamelen voor zijn geschilderde en getekende genrevoorstellingen van het boerenleven.10 Enkele malen paste de kunstenaar een figuurstudie in een genrevoorstelling toe, maar de voorbeelden daarvan zijn zeldzaam.11 Savery streefde bovendien een breder doel na dan het verzamelen bruikbare motieven: door de zorgvuldige uitwerking in pen en inkt en de grote aandacht voor alledaagse details, ontstaat de indruk dat hij in de eerste plaats tekende wat hem interesseerde en met een soort antropologische nieuwsgierigheid de mensen op straten en markten observeerde.
Binnen de groep figuurstudies, die zoals gezegd ontstonden in de jaren 1603-1613/1614, valt een duidelijke ontwikkeling waar te nemen van aanvankelijke onwennigheid naar een steeds grotere souplesse en spontaniteit.12 Spicer verdeelt de naer het leven-tekeningen in een A, B en C-groep, die elkaar geleidelijk opvolgen en soms overlappen. De tekeningen uit de A-groep getuigen van Savery’s onbekendheid met het onderwerp. De figuurtjes zijn klein, met karikaturale gelaatstrekken en getekend in korte, onzekere lijnen. De B-groep kenmerkt zich door een sobere, informatieve stijl. De vormen van de figuren zijn helder neergezet, hun gezichten minder maskerachtig dan die de A-groep en details zijn verder uitgewerkt. De tekeningen uit de C-groep laten zien dat Savery op den duur volledig vertrouwd was geraakt met de materie. De figuren hebben soepele, ononderbroken contouren en raak getroffen houdingen en gezichten. Met parallelle en kruisarceringen zijn volume en stofuitdrukking op overtuigende wijze weergegeven. Van de acht hier besproken naer het leven-tekeningen behoren alleen MB 1788 en MB 1790 tot de B-groep; de overige bladen worden gerekend tot de C-groep.
Twee oude vrouwen zitten te praten bij een met een doek bedekte rieten mand. De linker vrouw draagt een bontmuts over haar hoofddoek. De vrouw rechts zit op een krukje en draagt een grote omslagdoek. De tekening met krijt is onder de natekening in pen in bruine inkt duidelijk te zien. De nadruk ligt op de accentuering van hun gezichten. Rechtsboven is een deel te zien van een rieten mand gevuld met planten of stro. Münz leidde hieruit af dat de tekening aan de rechterzijde afgesneden zou zijn.13 Terecht stelde Spicer dat dit niet het geval is, omdat de getekende penlijnen die de structuur van de mand weergeven niet helemaal doorlopen tot aan de rand van het kader.14 Het is eerder aannemelijk dat het blad aan de linkerkant afgesneden is, gelet op de plaatsing van de vrouwen tegen de linkerrand van het papier.