This is one of only three autonomous drawings by Bosch. It is not a preparatory study but a work of art in its own right. It has a remarkable perspective with its close-up view of a gnarled treetop with three owls and other birds set against a broad landscape with villages and a group of horsemen in the background. The motif of an owl, a symbol of sin, is also found in his painting The Pedlar
Specifications
Title | The Owls' Nest |
---|---|
Material and technique | Pen and brown ink, framing lines with the pen in brown ink, laid down |
Object type |
Drawing (recto)
> Drawing
> Two-dimensional object
> Art object
|
Location | This object is in storage |
Dimensions |
Height 141 mm Width 197 mm |
---|---|
Artists |
Draughtsman:
Jheronimus Bosch
|
Accession number | N 175 recto (PK) |
Credits | Loan Stichting Museum Boijmans Van Beuningen (former Koenigs collection), 1940 |
Department | Drawings & Prints |
Acquisition date | 1940 |
Creation date | in circa 1505-1515 |
Signature | none |
Watermark | none. In the backing paper: Strasburg Bend and Lily (fragment), possibly Churchill 429 (in a map of the Purmer polder, dated 1683) |
Condition | Good, laid down, small damage in the cadre line at the top |
Inscriptions | ‘E’ (verso, at lower left on the mount, in pen and brown ink), ‘Herri met de Bles’ and ‘J’ (verso, at lower right on the mount, in pencil), ‘B[..] claes’ (verso, at upper centre on the mount, in pencil) |
Collector | Collector / Franz Koenigs |
Mark | F.W. Koenigs (L.1023a) |
Provenance | Franz W. Koenigs (1881-1941), Haarlem, acquired in 1930; on loan to the museum, 1935-1940; purchased with the Koenigs collection by D.G. van Beuningen (1871-1955), Rotterdam and presented to the Stichting Museum Boymans, 1940; on loan to the museum since 1940 |
Exhibitions | Rotterdam 1934, no. 2; Rotterdam 1936, no. 13; Brussels 1937, no. 4; Rotterdam 1938, no. 233; Rotterdam 1948, no. 6; Brussels 1949, no. 26; Parijs 1949, no. 28; Dijon 1950, no. 43; Paris 1952, no. 40; Rotterdam 1952, no. 6; Prague 1966, no. 9; Berlin 1975, no.16; Washington/New York 1986, no. 16; New York/Fort Worth/Cleveland 1990, no. 14; Rotterdam 2001, no. 7.8; Antwerp 2002, no. 45; Rotterdam 2009 (coll 2 kw 1); Paris/Rotterdam 2014, no. 9 |
Internal exhibitions |
Tekeningen uit eigen bezit, 1400-1800 (1952) Van Pisanello tot Cézanne (1992) |
External exhibitions |
Jheronimus Bosch – Visioenen van een genie (2016) Bosch to Bloemaert. Early Netherlandish Drawings from the Museum Boijmans Van Beuningen (2014) Bosch to Bloemaert. Early Netherlandish Drawings (2017) Museum Boijmans Van Beuningen @ Rijksmuseum (2023) From Hell to Paradise (2022) |
Research |
Show research Netherlandish Drawings of the Fifteenth and Sixteenth Centuries |
Literature | Rotterdam 1934, p. 3, no. 2; Koomen 1934, p. 303; Zwartendijk 1934, p. 356; Beets 1935, pp. 225-226 (Lucas Cornelisz. de Cock); Rotterdam 1936, pp. 61-62, no. 13; Baldass 1937, pp. 22, 24; Benesch 1937a, p. 260; De Tolnay 1937, pp. 49, 111, no. 8; Brussels 1937, p. 18, no. 4; Brion 1938, p. 64 (ill.); Henkel 1938, pp. 38-39; Rotterdam 1938, p. 53, no. 233; Vermeylen 1939, p. 55; Baldass 1943, pp. 77, 84-85, 88, 255; De Tolnay 1943, pp. 58, 131, no. 156; Combe 1946, pp. 47, 97; Rotterdam 1948, pp. 15-16, no. 6; Bax 1949, pp. 159, 162, nn. 14-15; Ebbinge Wubben 1949, p. 161; Brussel 1949, pp. 21-22, no. 26; Paris 1949, p. 28, no. 28; Dijon 1950, p. 37, no. 43; Paris 1952, p. 36, no. 40; Rotterdam 1952, p. 4, no. 6; Haverkamp Begemann 1957, pp. 7-8, no. 4; Baldass 1959, pp. 71, 72, 86, 247; Münz 1961, p. 12; Rosenberg 1961; Moskowitz 1962, no. 475; De Tolnay 1965a, p. 389, no. 8; Prague 1966, p. 16, no. 9; Medlin 1967, p. 29; Reutersward 1970, pp. 95, 274, no. 36; Filedt Kok 1972, pp. 155, 159; Van Beuningen 1973, p. 30, no. 8; Gibson 1973, p. 160; F. Anzelewsky in Berlin 1975, pp. 25-26, no. 16; Holländer 1975, pp. 110-111; Schuder 1975, p. 83; Bax 1979, p. 209; Unverfehrt 1980, pp. 40, 43, 227; Vandenbroeck 1985, p. 22; Washington/New York 1986, pp. 75-76, no. 16; New York/Fort Worth/Cleveland 1990, pp. 51-53, no. 14; Buck 2001, pp. 202-204, 209, 219, 236; Rotterdam 2001, pp. 149 (afb. 130), 151, 220, no. 7.8; Antwerp 2002, pp. 185-186, no. 45; Koreny 2002, pp. 61-64, 67; Elsig 2004, p. 111; Silver 2006, pp. 279-280, 303, 380-381; Ilsink 2009, pp. 26, 34-38, 64-69, 72, 78, 83; Collectieboek 2011, p. 46, ill.; Ketelsen/Hahn 2011, pp. 123, 124, 128; Cuttler 2012, pp. 253, 258 (Bosch follower); Koreny 2012, pp. 77-80, 133-134, 190-194, no. 8 |
Material | |
Object |
Do you have corrections or additional information about this work? Please, send us a message
Entry catalogue Netherlandish Drawings of the 15th and 16th Centuries.
Author: Peter van der Coelen
This description is currently only available in Dutch.
Binnen de geschiedenis van de Nederlandse tekenkunst is dit blad een klein wonder. Virtuoos heeft Bosch met de pen het bovendeel van een kromme, oude boom getekend met drie uilen en andere vogels. Van heel dichtbij oogt zijn lijnvoering enigszins nonchalant, met talloze korte trekken en halen. Het totaalbeeld is echter uiterst evenwichtig. Licht en schaduw, ruimtelijkheid en textuur zijn met de grootste nuance weergegeven. Met afwisselend arceerwerk en een combinatie van dikke, uitvloeiende curven en heel dunne lijnen zorgt Bosch voor een gevarieerde toon in zijn schaduwpartijen. Zijn stofuitdrukking is van het hoogste niveau, met een haast voelbaar contrast tussen de droge boomschors en het zachte gevederte van de uilen. Het landschap in de achtergrond is uit ragfijne lijnen en vluchtige krabbels opgebouwd, waarbij zelfs de kleinste details herkenbaar blijven.
De grote zorg die Bosch aan het licht besteedde, hangt nauw samen met het onderwerp van de tekening. Het is het ochtendlijke moment waarop de nachtvogel zijn nest opzoekt, maar andere vogels juist het actiefst zijn. Van de drie afgebeelde uilen maakt die met de gespreide vleugels de meeste indruk. Hij lijkt zojuist te zijn geland op de boomstam en kijkt in de richting van het uiltje dat zich in een holte bevindt. De derde uil zit bovenin, half verscholen achter de stam. Het zijn alle drie steenuilen, een gedrongen type met een lichaamsgrootte van 21 à 23 cm en een vleugelspanwijdte van ruim een halve meter. De vier overige vogels golden vroeger als koolmezen, maar worden tegenwoordig meestal als eksters geduid.1 Eén ervan komt met geopende snavel aanvliegen, een ander zit op een tak te loeren naar een spin in een web. Net als een ander spinnetje, dat aan zijn draadje hangt, heeft het zo te zien maar zes poten. In en bij een tweede boom, rechts in het landschap, heeft Bosch nog drie vogels getekend. Daaronder loopt een groepje wandelaars, dat zojuist een wegkruis is gepasseerd. Het landschap is hier heuvelachtig, anders dan het gedeelte aan de linkerzijde van het blad, waar aan de horizon een dorpje is te zien, met een hoge kerktoren en enkele molens. Geheel links staat een hoge paal met een rad. Daarop werden veroordeelden na hun terechtstelling geëxposeerd, overgeleverd aan vogels en de elementen. Een stoet ruiters, gedeeltelijk voorzien van steekwapens, trekt eraan voorbij. Een voorbijganger wijst hen de weg maar wat de bestemming is, blijft voor de beschouwer onbekend.
Het uilennest geldt als een van de drie hoofdwerken onder de tekeningen van Bosch, samen met Het veld heeft ogen, het woud heeft oren in Berlijn (ill. 1) en De boommens in Wenen (ill. 2).2 Het zijn schilderachtig opgezette tekeningen, met een mate van voltooidheid die hen kenmerkt als zelfstandige kunstwerken, heel anders dan de overige bewaard gebleven bladen, die een schetsmatig en voorbereidend karakter hebben. Van deze drie meesterwerken is Het uilennest het meest geacheveerd. ‘Le plus important et le plus beau dessin de la dernière époque’, zo noemde De Tolnay het blad al in 1937 en driekwart eeuw later is die waardering onverminderd. Ook Koreny beschrijft het werk in superlatieven en plaatst het in de late periode, rond 1505-1515.3
De drie hoofdwerken worden beschouwd als de kern van het getekende oeuvre van Bosch – als de meest zekere van al zijn tekeningen. Aan de toeschrijving van Het uilennest wordt dan ook niet getwijfeld, al gold het blad getuige het opschrift op het doubleerpapier ooit als een werk van Herri met de Bles.4 Franz Koenigs – of zijn adviseur – zal de hand van Bosch erin hebben herkend toen hij het in 1930 verwierf uit een onbekende verzameling. Toen Hannema de tekening vier jaar later voor het eerst mocht exposeren in Museum Boymans gebruikte hij de benaming ‘Boomstam met uilen en koolmees; een landschap in het verschiet’.5 Nadat drie vooraanstaande kenners in 1937 spraken van Het uilennest kreeg het werk zijn officiële, nog altijd gangbare titel. Twee van hen, De Tolnay en Benesch, brachten het in verband met het gezegde ‘Het is een recht uilennest’, ongetwijfeld naar analogie van de Berlijnse tekening Het veld heeft ogen, het woud heeft oren, waar immers zo’n oud spreekwoord verbeeld is.6 Veel argumenten droegen zij voor hun interpretatie niet aan. Terecht werd bovendien door Bax opgemerkt dat met ‘een recht uilennest’ een donkere, vervallen woning wordt bedoeld, waarvan hier geen sprake is.7
Het was Jakob Rosenberg die in 1961 als eerste een uitvoerige iconografische analyse van Het uilennest publiceerde, niet toevallig in een feestbundel voor Erwin Panofsky. Aan de basis van zijn interpretatie staat de opvatting dat hier het motief is uitgebeeld van een uil die door dagvogels wordt aangevallen. Dat motief komt voor in de Dialogus creaturarum, een middeleeuwse fabelverzameling die in 1480 in druk verscheen bij Gheraert Leeu te Gouda. De uil, die leeft in het donker, is een symbool van de zonde en wordt gehaat door de vogels van de dag. Hetzelfde motief wordt elders, bijvoorbeeld in een houtsnede van Dürer, heel anders uitgelegd. Nu zijn het de dagvogels die bekritiseerd worden omdat ze uit afgunst en haat de uil vervolgen.8 Of het relevant is om dit motief te koppelen aan Het uilennest, ongeacht de specifieke uitleg, mag worden betwijfeld. In de voorstelling is geen enkele vorm van strijd te bekennen. De uilen zijn in het geheel niet geïnteresseerd in de eksters, die op hun beurt slechts bezig zijn met het zoeken naar voedsel. De vogel die met geopende snavel komt aanvliegen, zal eerder onderweg zijn naar een tak dan in zijn eentje bezig de aanval in te inzetten. Hij heeft immers te maken met liefst drie uilen. In alle bekende voorstellingen van het motief wordt slechts één enkele uil aangevallen door een hele groep vogels. Zo heeft Bosch het ook zelf uitgebeeld in zijn Boommens, waar rechtsonder een steenuiltje wordt omcirkeld door een tiental belagers. Het heeft er alle schijn van dat ook deze verklaring van het Uilennest is ontstaan met een van de andere meestertekeningen in gedachten.
De drie hoofdwerken, die stilistisch zo nauw met elkaar verbonden zijn, bevatten een aantal gemeenschappelijke thematische elementen waarvan uilen en bomen de voornaamste zijn. In een boeiend betoog heeft Matthijs Ilsink recentelijk gepleit voor de inhoudelijke samenhang van de drie voorstellingen. Uitgaande van Het veld heeft ogen, het woud heeft oren kwam hij tot de conclusie dat het om een soort zelfportretten gaat waarin de kunstenaar verwijst naar zijn eigen naam (Bosch), zijn woonplaats (’s-Hertogenbosch) en de essentie van zijn kunstenaarschap: de verbeelding van het kwaad (het Boze). In de ogen van Ilsink draait alles dus om taal die beeld is geworden. Bij de Berlijnse tekening is dat vanzelfsprekend – het gaat immers om de verbeelding van een spreekwoord. Bosch koos hier voor de vorm van een rebus, waarin het veld letterlijk ogen bevat en het woud op de achtergrond oren. De enorme uil in de holte van de boom zou volgens deze redenering gelezen moeten worden als een verwijzing naar de maker van de tekening. Deze ‘bosvogel’ of ‘boze vogel’ staat voor Bosch zelf, als schilder van het boze.9
Omdat eenzelfde uil, zittend op een boom, eveneens een prominente positie heeft in De boommens en Het uilennest meent Ilsink de voorstelling van deze twee bladen te kunnen duiden in het verlengde van die van de Berlijnse tekening. Net als veel onderzoekers voor hem ziet hij dus naast stilistische verwantschap ook inhoudelijke verbanden.10 Maar is het juist niet opmerkelijk hoe groot de verschillen tussen de drie werken zijn? Het Berlijnse blad heeft een strenge, schematische opbouw die gekozen werd om de voorstelling als rebus te kunnen lezen. Het is nadrukkelijk geen natuurtafereel, wat ook blijkt uit de extreme verschillen in grootte. De uil is gigantisch, vooral vergeleken met het vosje en de haan die onder tussen de wortels van de boom liggen. Een dergelijke opbouw ontbreekt geheel in de Weense tekening, die een naturalistisch aandoend landschap weergeeft waarin zich een fantasiewezen bevindt, de boommens, op wiens takken een uil zit. De voorstelling van Het uilennest bevat daarentegen niets wat indruist tegen de werkelijkheid. Met de haast filmische close-up staat het ver van een rebus. Dat maakt het onwaarschijnlijk dat Bosch hier meer heeft willen uitdrukken dan we met onze ogen kunnen zien. Wanneer hij een boodschap had, koos hij daarvoor immers een specifieke vorm, vol aanwijzingen, hints of direct herkenbare symbolen. De uilen in het Rotterdamse blad zijn echter allerminst ‘boze vogels’. Ze hebben niets bedreigends of kwaadaardigs.11 Het enige wat als symbool zou kunnen worden gelezen, ook al is het op zich een natuurgetrouw onderdeel van het landschap, bevindt zich heel klein in de achtergrond: de paal met het rad. Bax greep dit motief met beide handen aan om de tekening te interpreteren als ‘een symbolische voorstelling van de lichtschuwe mens, waarbij de straf voor de zonde tegelijkertijd weergegeven is’.12 Maar zou Bosch als hij dit had willen zeggen niet wat harder hebben geroepen? Hij beschikte over een heel register van symbolen om zijn bedoelingen mee uit te drukken. De uil hoorde daar zeker ook bij, maar het mag betwijfeld worden of de nachtvogel bij Bosch per definitie voor het kwade stond.13
Al met al bevat Het uilennest te weinig aanknopingspunten voor een specifieke interpretatie. Door sommigen werd ingebracht dat deze zouden zijn uitgebeeld op de (verdwenen) onderste helft van de tekening. Lange tijd werd namelijk verondersteld dat wat we nu hebben slechts een fragment is. Oorspronkelijk zou de boom tot aan de wortels te zien zijn geweest, mogelijk met aanvullende motieven, zoals de vos en de haan van de Berlijnse tekening. De modern aandoende ‘close-up’ en de voor Bosch ongebruikelijke lage horizon zouden pas zijn ontstaan nadat een aanzienlijk deel van het blad was afgeknipt, in het bijzonder aan de onderkant. Recentelijk hebben Ilsink en Koreny op overtuigende wijze bezwaar aangetekend tegen deze these. Aan hun argumenten kan nog worden toegevoegd dat ook Het veld heeft ogen, het woud heeft oren een lage horizon toont.14
De verso van Het uilennest bevat een schets die vanwege de doublering niet meer zichtbaar is en alleen tegen het licht in nog enigszins valt te onderscheiden. Herkenbaar is een staaf met daarop een schijf en een bol. Voorheen werd aangenomen dat het zou gaan om een rad op een paal, vergelijkbaar dus met de constructie op de voorzijde van het blad.15 De staaf loopt daarvoor echter te ver door en het is onduidelijk wat in dit geval de functie van de grote bol zou zijn. Koreny opperde dat het zou kunnen gaan om de top van een fantasiewapen of een fontein.16 Of de schets van Bosch zelf is, valt niet met zekerheid te zeggen.
Footnotes
1 Vgl. voor de afgebeelde uilen en eksters: Koreny 2012, pp. 188-189 (n. 8), 193 (n. 3). Voor eksters lijken de vogels in Het uilennest in verhouding wel aan de kleine kant, ookal zijn ze op enige afstand van de uilen weergegeven.
2 Berlijn, Kupferstichkabinett, inv.nr. KdZ 549recto, en Wenen, Albertina Museum, inv.nr. 7876; resp. Koreny 2012, nr. 5recto en nr. 7.
3 De Tolnay 1937, p. 111; Koreny 2012, p. 193. Elsig 2004, p. 111 dateert de tekening vóór 1510.
4 Mogelijk gaat het bij het andere, nauwelijks leesbare opschrift (‘B[..] claes’?) eveneens om een toeschrijving of om een eigenaarsnaam. Recentelijk heeft alleen Cuttler (2012, pp. 253, 258) de eigenhandigheid van Het uilennest in twijfel getrokken en het aan een ‘Bosch follower’ van rond 1520 toegeschreven. Zijn opvatting zal vermoedelijk net zo weinig navolging krijgen als die van Beets (1935, pp. 225-226), wiens toeschrijving aan Lucas Cornelisz. de Cock door geen enkele andere auteur werd overgenomen.
5 Rotterdam 1934, p. 3, nr. 2. Dezelfde titel ook in Rotterdam 1936, pp. 61, nr. 13.
6 Baldass 1937, pp. 22, 24; Benesch 1937a, p. 260; De Tolnay 1937, pp. 49, 111, nr. 8.
7 Bax 1949, pp. 159, 162 (n. 14-15).
8 Rosenberg 1961, pp. 423-426. Elsig 2004, p. 111 ziet in het veronderstelde ‘gevecht van de uil met de vogels’, gecombineerd met de soldaten in het landschap, een toespeling op de Gelderse oorlog van 1507-1508.
9 Ilsink 2009, pp. 34-83. Problematisch is wel dat dit deel van de rebus, anders dan het veld, de ogen, het woud en de oren, alleen gelezen kan worden in de volkstaal. En dat is in tegenspraak met de inscriptie boven de voorstelling, volgens Ilsink door Bosch zelf aangebracht, die in het Latijn is gesteld.
10 Zie bijvoorbeeld G. Luijten in New York/Fort Worth/Cleveland 1990, p. 51 (‘All three are clearly related in subject, style and allegorical content […]’.
11 Vgl. Holländer 1975, pp. 110-111.
12 Bax 1949, p. 159.
13 Vandenbroeck 1985 beschrijft uitvoerig het scala aan betekenissen dat in de middeleeuwen aan de uil werd toegekend – positieve en negatieve.
14 Ilsink 2009, p. 64; Koreny 2012, pp. 190-192. Zie voor de opvatting dat het om een fragment zou gaan onder meer: Baldass 1943, pp. 84-85; Rosenberg 1961, p. 423. Volgens Koreny (2012, p. 190, nr. 8) zou de huidige kaderlijn zijn aangebracht over een oudere omkadering in rood. Dit heb ik niet kunnen vaststellen, maar een in 2003 gemaakte ‘false colour infrarood’ opname suggereert dat er inderdaad twee soorten inkt zijn gebruikt voor de kaderlijnen.
15 New York/Fort Worth/Cleveland 1990, nr. 14.
16 Koreny 2012, pp. 190, 193, n. 5-6 (de als afb. 8d opgenomen reconstructie komt niet geheel overeen met de tekening op de verso; de bol is in werkelijkheid wat groter en de schijf wordt niet van boven gezien). Vgl. ook Antwerpen 2002, p. 185 (met n. 8), met de veronderstelling dat ook deze schets aan de onderkant is afgesneden.
All about the artist
Jheronimus Bosch
Den Bosch circa 1450 - Den Bosch 1516
Jeroen Bosch was probably born around 1450 in Den Bosch as Jheronimus van Aken. When his fame as artist had spread throughout Europe, he adopted the name of the...
Bekijk het volledige profiel