Maar behalve zakenman was Koenigs ook kunstverzamelaar. Hij kocht in korte tijd een unieke en omvangrijke kunstcollectie bijeen. Die bestond uit 2.600 tekeningen en tientallen schilderijen. Voornamelijk werken van oude meesters, maar ook Franse impressionisten en aquarellen van Cézanne. De Koenigs-collectie verkreeg internationaal faam. In 1935 gaf Koenigs die verzameling grotendeels in bruikleen aan de gemeente Rotterdam voor Museum Boymans (toen nog geschreven met een y en een dienst van de gemeente).
Goed, maar wie is nu eigenaar van de Koenigs-verzameling?
Dat is een iets ingewikkelder verhaal en daarvoor moeten we even terug in de tijd. De Beurskrach van 1929 en de daaropvolgende Grote Depressie in het begin van de jaren 30 raken ook Koenigs en hij heeft geld nodig. Hij leent in oktober 1931 ruim 1 miljoen Nederlandse gulden en bijna 20.000 Engelse pond van de Amsterdamse bank Lisser & Rosenkranz. Zijn verzameling dient tot fiduciare zekerheid, een begrip uit die tijd, tegenwoordig zou dat in het spraakgebruik wellicht een onderpand worden genoemd. In 1939 komt het aflopen van de lening in zicht. De Joodse leiding van Lisser & Rosenkranz voorziet dat zij de bezittingen van de bank te gelde wil maken en Europa verlaten. Voelhorens worden op de internationale kunstmarkt uitgestoken om de verzameling mogelijk te verkopen. Ook museum Boymans wordt gepolst. Koenigs hecht eraan dat de verzameling daar in zijn geheel blijft. Op 2 april 1940 treedt Lisser & Rosenkranz in liquidatie. Dat betekent dat Koenigs zijn lening moet gaan terugbetalen. Hij kiest ervoor zijn tot zekerheid gegeven collectie volledig over te dragen aan de bank die daarmee eigenaar wordt. Op 9 april 1940 verkoopt Lisser & Rosenkranz de gehele collectie aan de Rotterdamse zakenman D.G. van Beuningen die behalve kunstverzamelaar ook een groot begunstiger van museum Boymans is. Van Beuningen zal een deel van de Koenigs-verzameling zelf houden, een deel verkopen (zie verderop) en een deel aan Museum Boymans schenken. Uiteindelijk zullen in 1958 de erven Van Beuningen met de gemeente Rotterdam een verkoop en schenking van de resterende verzameling overeenkomen. De huidige rechtmatige eigenaren van de Koenigs-verzameling zijn Stichting Museum Boijmans Van Beuningen voor het grootste deel, maar ook de Staat der Nederlanden en de Gemeente Rotterdam.
Probeert een deel van de erven van Franz Koenigs de verzameling niet op te eisen?
Inderdaad. Sinds 1997 claimt Koenigs kleindochter Christine Koenigs, soms tezamen met vijf andere kleinkinderen, via opeenvolgende procedures en rechtszaken het eigendom van (wisselend) de gehele of een deel van de Koenigs-verzameling. Haar meest recente claim berustte op de stelling dat een deel van de Koenigs-verzameling buiten de bruikleen van 1935 aan Museum Boymans viel en dus ook buiten de verkoop door bank Lisser & Rosenkranz aan Van Beuningen van de tot zekerheid gegeven collectie viel. En daarmee via vererving als voortdurende bruikleen nog steeds aan haar familie toebehoorde.
En, had of heeft zij een punt?
Nee. Al de procedures en rechtszaken van Christine Koenigs bij de Restitutiecommissie, de gemeentelijke Ombudsman Rotterdam, de Nationale Ombudsman, de rechtbank Amsterdam, de Raad van State en de rechtbank Rotterdam zijn afgewezen. In de meest recente uitspraak oordeelde het gerechtshof Den Haag op 5 maart 2019 in hoger beroep dat Christine Koenigs c.s. voor haar stelling van een nog voortdurende bruikleen van een deel van de Koenigs-verzameling geen bewijs wist te leveren.
Wat vindt de overige familie Koenigs hier van?
Het grotere deel van de erfgerechtigde nazaten van Franz Koenigs heeft zich van de claims van Christine Koenigs gedistantieerd.